H21 Op weg naar het examen

H21 Op weg naar het examen
1 / 49
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 49 slides, with text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

H21 Op weg naar het examen

Slide 1 - Slide

Leerdoelen ST7
DNA en genetisch modificeren:
1. Je kent het proces van DNA naar eiwit (transcriptie -> splicing ->  translatie -> vouwing) en kunt deze kennis toepassen in een context
2. Je kent de volgende DNA technieken en kunt hun nut en toepassing toelichten:
- DNA Sequencing
- Kloneren (Plasmide toevoegen aan bacteriën)
- CRISPR-CAS 
- Knock-out genes
Orgaanfuncties en orgaanstelsels:
3. Je kunt de warmteregulatie in organismen beschrijven 
4. Je kunt  de functie van hemoglobine uitleggen aan de hand van hoe zuurstofverzadiging van hemoglobine is geregeld. 
Evolutie:
5. Je kunt  het proces van evolutie uitleggen aan de hand van de volgende begrippen:
- Genetische variatie
- Natuurlijke selectie
- Fitness
6. Je kunt fylogenetische stambomen (cladogrammen) interpreteren 


Slide 2 - Slide

Leerdoelen ST7 vervolg
Ecologie, mens en milieu
7. Je kunt de energiestromen in een ecosysteem beschrijven en toelichten hoe deze door ecologische ontwikkelingen kan veranderen
8. Je kunt het versterkt broeikaseffect uitleggen
- Je het concept van gwp van ieder broeikasgas toelichten
9. Je kunt het concept van kantelpunten en stabiliteit van evenwichten in ecosystemen toelichten.
10. Je kunt bedenken en toelichten hoe organismen invloed kunnen hebben op de abiotische factoren van een ecosysteem

Slide 3 - Slide

Evolutie

Slide 4 - Slide

Evolutie
Voorwaarden:
- Genetische variatie 
- Strijd om voorzieningen (voedsel, ruimte, partners)

Natuurlijke selectie:
De individuen in de populatie die vanwege hun erfelijke eigenschappen het best aangepast zijn aan de omgeving en daardoor de strijd om voorzieningen winnen en meer voortplanten geven hun eigenschappen door aan de volgende generatie. 

De natuur selecteert dus de gunstige eigenschappen voor overleven en verwijderd de ongunstige eigenschappen

Op welke twee manieren ontstaat genetische variatie in een populatie?

Slide 5 - Slide

Selectiedruk
In een natuurlijke omgeving heersen er altijd verschillende typen selectiedruk op iedere populatie organismen

De selectiedruk kan zijn:
- Een predator in de omgeving
- Het voedselaanbod 
- De temperatuur 
- hoeveelheid zonlicht 
- Hoeveelheid water
- sneeuw

Belangrijk verband:
Is er weinig selectiedruk -> veel genetische variatie
Hoge selectiedruk -> weinig genetische variatie

Slide 6 - Slide

Verwantschap
Volgens de evolutieleer zijn alle organismen op aarde aan elkaar verwant 

Alle organismen op aarde delen namelijk één gemeenschappelijke voorouder.

Slide 7 - Slide

Fylogenetische stamboom / cladogram
- Hoe langer geleden de gemeenschappelijke voorouder hoe minder verwant twee soorten aan elkaar

- De stamboom is verdeeld in clades

- Iedere organisme van één clade delen een gemeenschappelijke eigenschap



Slide 8 - Slide

Allelfrequentie
W = 13/18 
w = 5/18

Slide 9 - Slide

Belangrijke begrippen binnen de evolutie
Gene flow

Flessenhalseffect 

Stichtereffect

Genetic drift: Flessenhalseffect en stichtereffect zijn voorbeelden van genetic drift: een grote verandering in de allelfrequentie door toeval



Slide 10 - Slide

DNA en genetische modificatie

Slide 11 - Slide

Genetisch modificeren
Belangrijke voorkennis:
Eiwitstructuur (Primair, secundair, tertiair)
Genexpressie



Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

CRISPR-CAS
Clustered Regular Interspaced Palindromic Repeats



Palindroom
Palindroom

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

CRISPR-Cas gentechnologie
Door het injecteren van een CRISPR-Cas complex in een cel kun je specifieke genen opsporen (doordat je een specifiek gidsDNA gebruikt).


Slide 22 - Slide

CRISPR-Cas gentechnologie
Als een target gen wordt geknipt door CRISPR-Cas wordt het daarna door de cel hersteld maar meestal verkeerd: knock-out genen (het gen is uitgeschakeld)
Je kunt dan de functie van het gen onderzoeken.
Veel onderzoek bij muizen: knock-out muizen.

Slide 23 - Slide

CRISPR-Cas gentechnologie
Je kunt zelfs een defect gen knippen en een nieuw gen toevoegen als gentherapie.
Je knipt dan het defecte 
gen eruit en voegt een 
werkend gen toe in de hoop
dat het werkende gen wordt
ingebouwd bij herstelacties.

Slide 24 - Slide

Hemoglobine verzadiging

Slide 25 - Slide

Hemoglobine
Elk hemoglobine-molecuul kan 4 O2 moleculen binden.
Dan ontstaat HbO2 = oxihemoglobine

De bindingsreactie is een evenwichtsreactie.
                                    Hb + O2 <-> HbO2

Slide 26 - Slide

Transport O2
Hb + O2 ---> HbO2


Pijl naar rechts (zuurstofbinding) wanneer:
veel O2 aanwezig is in een vloeistof / weefsel = hoge zuurstofspanning (pO2)
weinig CO2 aanwezig is in een vloeistof/ weefsel = lage koolstofdioxidespanning (pCO2)
relatief lage temperaturen
relatief basisch milieu 

Slide 27 - Slide

Transport O2
Hb + O2 <--- HbO2


Pijl naar links (zuurstofbinding) wanneer:
weinig O2 aanwezig is in een vloeistof / weefsel = lage zuurstofspanning (pO2)
Veel CO2 aanwezig is in een vloeistof/ weefsel = hoge koolstofdioxidespanning (pCO2)
relatief hoge temperaturen
relatief zuur milieu 

Slide 28 - Slide

Situatie in longblaasjes 
(zuurstofopname van hemoglobine)
  • hoge pO2
  • lage pCO2
  • relatief lage temperaturen
  • relatief basisch milieu (hoge pH)
Situatie in alle andere weefsels / organen
(zuurstofafgifte van hemoglobine)
  • lage pO2
  • hoge  pCO2
  • relatief hoge temperaturen (door verbranding)
  • relatief zuur milieu (lage pH)  (door veel CO2 van dissimilatie)

Slide 29 - Slide

Verzadigingskromme
zuurstofverzadiging = de waarde die aangeeft hoeveel procent van de hemoglobine in de rode bloedcellen zuurstof heeft gebonden.

Slide 30 - Slide

Temperatuur
Bij een hogere temperatuur verschuift de curve naar rechts.

Bij hogere temperaturen laat zuurstof makkelijker los van Hb

Slide 31 - Slide

pCO2
Bij een hogere CO2 concentratie verschuift de curve naar rechts.

Bij meer CO2 laat O2 makkelijker los van Hb

Slide 32 - Slide

pH
Bij een lagere pH waarde verschuift de curve naar rechts.

In een zuurder milieu laat O2 makkelijker los van Hb.

Slide 33 - Slide

Wat is de O2 verzadiging in de bovenstaande situaties?

Slide 34 - Slide

Hoeveel % zuurstof wordt dus afgegeven aan de hartspier en aan het vetweefsel?

Slide 35 - Slide

Hemoglobine
Elk hemoglobine-molecuul kan 4 O2 moleculen binden.
Dan ontstaat HbO2 = oxihemoglobine

De bindingsreactie is een evenwichtsreactie.
                                    Hb + O2 <-> HbO2

Slide 36 - Slide

Myoglobine
In de spieren zit myoglobine
Dit bindt bij lage zuurstofspanningen 
beter aan zuurstof dan hemoglobine. 
Dit is handig om in de spieren extra 
zuurstof over te nemen van Hb. 

Slide 37 - Slide

Foetaal hemoglobine
In ongeboren kind: foetaal 
hemoglobine dat net iets beter
zuurstof bindt dan hemoglobine:
kan daardoor in de placenta het
zuurstof overnemen van de
hemoglobine van de moeder.

Slide 38 - Slide

Oefenopdrachten
In eindexamensite.nl

Slide 39 - Slide

Warmteregulatie

Slide 40 - Slide

De hypothalamus 
De hypothalamus is het regelcentrum van het lichaam. 
Het krijgt informatie van receptoren (sensoren) in het lichaam over:
Lichaamstemperatuur:
- Kerntemperatuur
- Schiltemperatuur
Bloedsamenstelling:
- Bloedsuikerspiegel
- Osmotische waarde bloed
- Hormoonspiegels
Bloeddruk en hartslag
Stress en emoties
Slaap en waakritme
Spijsvertering en verzadiging

Slide 41 - Slide

Wat doet de hypothalamus met deze informatie?

Moet iets worden aangepast dan stuurt de hypothalamus signalen via zenuwcellen of via hormonen door naar de hypofyse.

De hypofyse:
  • Belangrijkste hormoonklier van het lichaam.
  • Maakt heel veel verschillende hormonen
  • Wordt aangestuurd door de hypothalamus


De hypothalamus verteld met behulp van Releasing Hormonen de hypofyse welk hormoon er moet worden afgegeven. 

Slide 42 - Slide

Lichaamstemperatuur kern
Norm: 37°C
Regelcentrum: Hypothalamus
Receptor: Hypothalamus
Effector: Kringspieren in de bloedvaten/ zweetklieren/ stofwisseling/ spieren
Effect: verhoging/ verlaging warmteverlies

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

Lichaamstemperatuur schil
Norm: variabel
Regelcentrum: hypothalamus
Receptor: huid
Effectoren: kringspieren in de bloedvaten/ zweetklieren/ stofwisseling/ spieren
Effect: verhoging/ verlaging warmteverlies

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide

Te koud/ te warm
Bij onderkoeling: enzymen werken trager, afweersysteem werkt niet meer goed, vitale organen raken verstoord.
Bij oververhitting: uitdroging, flauwvallen, nierschade.

Slide 47 - Slide

Koorts
Reactie van je lichaam op een infectie.
Bij een infectie produreren witte bloedcellen cytokine (soort waarschuwingsstofje).
Cytokine beinvloed de hypothalamus -> de normtemperatuur wordt verhoogd. 
Bij een hogere temperatuur is er een hogere productie van afweerstoffen/ antistoffen.

Slide 48 - Slide

Inhoud / oppervlakte 

Slide 49 - Slide