BS 3 Variatie in genotypen MAX

BS 3 Variatie in genotypen
1 / 16
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

BS 3 Variatie in genotypen

Slide 1 - Slide

Leerdoelen

1. Je kunt uitleggen hoe door geslachtelijke voortplanting 
     variatie in genotypen ontstaat.
2. Je kunt omschrijven wat een mutatie is.
3. Je kunt omschrijven wat kanker is. 

Slide 2 - Slide

Meiose 
- Deling bij geslachtscellen. 
- Iedere dochtercel krijgt een 
   chromosoom van elk paar. 
- Er zijn dus heel veel 
   verschillende mogelijkheden.
- Heel veel verschillende 
   eicellen en zaadcellen.

Slide 3 - Slide

Variatie
- Heel veel verschillende genotypen in de geslachtscellen.
- Bij geslachtelijke voortplanting ontstaat variatie in genotypen. 
- Hierdoor verschilt het fenotype van je broers en zussen

Slide 4 - Slide

Mutatie
- Plotselinge verandering van 
   het genotype is een mutatie. 
- Mutaties kunnen in elke cel 
   plaatsvinden. In een normale 
   cel geen gevolgen, maar in 
   een geslachtscel wel als 
   deze bevrucht wordt. 

Slide 5 - Slide

Mutagene invloeden
- UV-stralingen, radio-actieve straling en rontgenstraling 
   kunnen leiden tot mutaties. Ook chemische stoffen, zoals 
   asbest of stoffen in sigarettenrook. 

Slide 6 - Slide

Albinisme 
- Mutant is iemand waarbij de mutatie zichtbaar is in het 
   fenotype. Bij de meeste mutaties niet. 
- Albino is een voorbeeld. Melanine (pigment) kan niet gevormd 
   worden door een mutatie. 

Slide 7 - Slide

Kanker
Mutaties in genen die betrokken zijn bij het regelen van de celdeling veroorzaken een gezwel of tumor. Ze gaan dan ongeremd delen. 
Een kwaadaardige tumor groeit snel en verstoort de bouw van de weefsels. Dit heet kanker. 
Met een uitzaaiing is de tumor in de lymfe of het bloed terecht gekomen. 

Slide 8 - Slide

Uitzaaiingen

Slide 9 - Slide

Waar vindt meiose plaats?
A
Gewone cellen
B
Geslachtscellen

Slide 10 - Quiz

Wat zit er in een dochtercel bij meiose?
A
Twee chromosomen van een paar
B
Een chromosoom per paar
C
Een paar per 4 chromsomen
D
Een paar per 8 chromosomen

Slide 11 - Quiz

Wat is een mutatie?
A
Een verandering van DNA in de hersenen
B
Een verandering van DNA in een chromosoom
C
Een verandering van een heel chromosoom
D
Een verandering van een hele celkern

Slide 12 - Quiz

Wat kan niet leiden tot mutaties?
A
Uv-stralingen
B
Radioactieve stralingen
C
Sigarettenrook
D
Sporten

Slide 13 - Quiz

Wanneer is er sprake van een tumor?
A
Bij een mutatie in het DNA , waardoor de cel dood gaat
B
Bij een mutatie in het DNA, waardoor een cel ongeremd gaat delen
C
Bij een mutatie in het DNA, waardoor een cel niet meer deelt
D
Bij een mutatie in het DNA, waardoor een cel in het bloed komt.

Slide 14 - Quiz

Wat gebeurd er bij een uitzaaiing?
A
Cellen van de tumor zijn goedaardig
B
Cellen van de tumor delen heel snel
C
Cellen van een tumor komen in het bloed of de lymfe
D
Cellen van een tumor delen zich niet ongeremd.

Slide 15 - Quiz

Leerdoelen
1. Je kunt uitleggen hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat.
2. Je kunt omschrijven wat een mutatie is.
3. Je kunt omschrijven wat kanker is. 

Slide 16 - Slide