De prijs van tijd

1 / 36
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Voorlezen
Bijbelboek Mattheus, Hoofdstuk 25, vers 14-27

Slide 4 - Slide

Ligt toe: rente is de prijs van tijd

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Individuele prijs van tijd vs. Algemene prijs van tijd
  • Algemene prijs van tijd = rente--> hoeveel is tijd waard volgens de markt
  • Individuele prijs van tijd = hoeveel is tijd waard volgens een individu
  • Jan: Mijn tijd is kostbaar, uitstellen doet pijn. Ik wil een hoge spaarrente!
  • Jan wil 4 % rente. De (algemene) rente is 5 %. Hij gaat sparen
  • Sparen is aantrekkelijk als de algemene prijs van tijd hoger is dan de individuele prijs van tijd

Slide 7 - Slide

Individuele prijs van tijd vs. Algemene prijs van tijd
  • Algemene prijs van tijd = rente--> hoeveel is tijd waard volgens de markt
  • Individuele prijs van tijd = hoeveel is tijd waard volgens een individu
  • Frits: Mijn tijd is kostbaar, uitstellen doet pijn. Ik ben bereid een hoge leenrente te betalen!
  • Frits is bereid 4 % rente te betalen. De (algemene) rente is 3 %. Hij gaat lenen. 
  • Lenen is aantrekkelijk als de algemene prijs van tijd lager is dan de individuele prijs van tijd

Slide 8 - Slide

Individuele prijs van tijd vs. Algemene prijs van tijd
  • Algemene prijs van tijd = rente--> hoeveel is tijd waard volgens de markt
  • Individuele prijs van tijd = hoeveel is tijd waard volgens een individu
  • Koos: Mijn tijd is  niet kostbaar, uitstellen van consumptie is prima. Ik hoef niet perse een hoge spaarrente
  • Koos wil minimaal 1 % rente ontvangen. De (algemene) rente is 0,5 %. Hij gaat niet sparen. 
  • Sparen is niet aantrekkelijk als de algemene prijs van tijd lager is dan de individuele prijs van tijd

Slide 9 - Slide

Oefening--> hoeveel spaargeld wordt aangeboden
Algemene prijs van tijd is 3 %

Persoon
Spaargeld
Individuele prijs van tijd
Jan
€ 600
1 %
Els
€ 200
4 %
Cor
€ 1.000
5 %
Petra
€ 800
2 %
Oane
€ 2.000
2,5 %

Slide 10 - Slide

Oefening--> hoeveel spaargeld wordt aangeboden
Algemene prijs van tijd is 3 %

Persoon
Spaargeld
Individuele prijs van tijd
Jan
€ 600
1 %
Els
€ 200
4 %
Cor
€ 1.000
5 %
Petra
€ 800
2 %
Oane
€ 2.000
2,5 %
Dus in totaal € 3.400

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Nu minder consumptie later meer door gespaard geld + rente

Slide 15 - Slide

Lenen. Nu meer consumptie. Later minder door rente en aflossing

Slide 16 - Slide

Risico-aversie
De neiging om het zeker voor het onzekere te nemen
Lot kost bij A en B € 20
Loterij A: 50 % kans op € 10 en 50 % kans op € 30
Loterij B: 50 % kans op € 0 en 50 % kans op € 40
Wat kiest een risico-avers persoon?

Slide 17 - Slide

Risico-aversie
De neiging om het zeker voor het onzekere te nemen
Lot kost bij A en B € 20
Loterij A: 50 % kans op € 10 en 50 % kans op € 30
Loterij B: 50 % kans op € 0 en 50 % kans op € 40
Wat kiest een risico-avers persoon?
Loterij A want dan win je altijd iets. Kans dat je niets verdient is 
0 %

Slide 18 - Slide

Verwachte opbrengst is gelijk
De neiging om het zeker voor het onzekere te nemen
Lot kost bij A en B € 20
Loterij A: 50 % kans op € 10 en 50 % kans op € 30
Loterij B: 50 % kans op € 0 en 50 % kans op € 40
Loterij A: 0,5 X € 10 + 0,5 X € 30 = € 20
Loterij B: 0,5 X € 0 + 0,5 X € 40 = € 20

Slide 19 - Slide

De algemene prijs van tijd is gelijk aan de...
A
wisselkoers
B
interne waarde
C
rente
D
inflatie

Slide 20 - Quiz

Als de individuele prijs van tijd > dan de algemene prijs van tijd, zal je gaan:
A
Lenen
B
Sparen
C
Huren
D
Verhuren

Slide 21 - Quiz

De algemene prijs van tijd is 5%, je individuele prijs van tijd is 3%
A
je gaat sparen
B
je gaat lenen

Slide 22 - Quiz

Inflatie
Stijging van algemeen prijspeil
Ontstaan:
ECB verlaagt de rente
Banken rekenen lagere rente door aan klanten
Meer geleend en minder gespaard
Bestedingen stijgen
Aanbod blijft achter --> inflatie

Slide 23 - Slide

Monetair beleid
Geldhoeveelheid beïnvloeden door rente te verhogen of verlagen
Rente verlagen --> geldhoeveelheid neemt toe --> kredietkanaal wordt meer open gedraaid
Rente verhogen --> geldhoeveelheid neemt af --> kredietkanaal wordt dichter gedraaid

Slide 24 - Slide

prijsindexcijfer

prijs in bepaald jaar/ prijs in basisjaar X 100

prijs flesje cola in 2025 is € 3
prijs flesje cola in 2000 is € 2

€3/ € 2 X 100 = 150
prijs is dus 50 % gestegen

Slide 25 - Slide

Consumentenprijsindex --> wat is een indexcijfer?
Jaar
Prijs mand boodschappen
Indexcijfer met 2000 als basisjaar
2000
€ 20
2010
€ 40
2020
€ 50
Tekst
Indexcijfer uitrekenen: getal in bepaald jaar/ getal in basisjaar X 100

Slide 26 - Slide

Consumentenprijsindex
Jaar
Prijs mand boodschappen
Indexcijfer met 2000 als basisjaar
2000
€ 20
2010
€ 40
40/20 X 100 = 200
2020
€ 50
Tekst
Indexcijfer uitrekenen: getal in bepaald jaar/ getal in basisjaar X 100
De prijs van een mandje in 2010 is 200 % van de prijs in 2000
De prijs is dus verdubbeld (2 keer zo groot)

Slide 27 - Slide

Consumentenprijsindex
Jaar
Prijs mand boodschappen
Indexcijfer met 2000 als basisjaar
2000
€ 20
2010
€ 40
40/20 X 100 = 200
2020
€ 50
50/20 X 100 = 250
Tekst
Indexcijfer uitrekenen: getal in bepaald jaar/ getal in basisjaar X 100
De prijs is 2,5 keer zo groot geworden
Of: het is met 250 - 100 = 150 % toegenomen
Of: de nieuwe prijs is 250 % van de oude prijs

Slide 28 - Slide

Consumentenprijsindex
Jaar
Prijs mand boodschappen
Indexcijfer met 2000 als basisjaar
2000
€ 20
20/20 X 100 = 100
2010
€ 40
40/20 X 100 = 200
2020
€ 50
50/20 X 100 = 250
Tekst
Indexcijfer uitrekenen: getal in bepaald jaar/ getal in basisjaar X 100

Slide 29 - Slide

Consumentenprijsindex. Vul 3e kolom
Jaar
Prijs mand boodschappen
Indexcijfer met 2000 als basisjaar
2000
€ 30
2010
€ 40
2020
€ 45
Tekst
Indexcijfer uitrekenen: getal in bepaald jaar/ getal in basisjaar X 100

Slide 30 - Slide

Consumentenprijsindex. Vul 3e kolom
Jaar
Prijs mand boodschappen
Indexcijfer met 2000 als basisjaar
2000
€ 30
30/30 X 100 = 100
2010
€ 40
40/30 X 100 = 133
2020
€ 45
45/30 X 100 = 150
Tekst
Indexcijfer uitrekenen: getal in bepaald jaar/ getal in basisjaar X 100

Slide 31 - Slide

CPI --> een gewogen gemiddelde
Artikelgroep
Weging in proc.
Indexcijfer
Voeding, verzorging
50
110
Wonen
20
105
Kleding
10
102
Ontspanning
20
98
Berekening gewogen gemiddelde (het CPI)
0,50 X 110 + 0,20 X 105 + 0,10 X 102 + 0,20 X 98 = 105,80
  De prijzen zijn gemiddeld 5,8 % gestegen

Slide 32 - Slide

Maken opgave 5 en 6
bladzijde 22 en 23
timer
5:00

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide