- Hoe je het onderwerp en deelonderwerp van een tekst vindt;
- Hoe je de Moeilijke-woordenwijzer gebruikt;
- Welke signaalwoorden een opsomming, tegenstelling en tijdsvolgorde aangeven.
Slide 8 - Slide
Dit gaan we doen:
1. Huiswerk check
2. Quizzzz - wat weten jullie nu?
3. Zelfstandig werken; laatste opdrachten van 1.3.
4. Lesafsluiting
Slide 9 - Slide
Waar zijn jullie?
Het huiswerk was:
maak opdracht 1 t/m 18 (opdracht 10 sla je over) van H 1.3.
Wie heeft het wel/niet niet af?
Slide 10 - Slide
Quizje
Pak je telefoon, log meteen in in Lesson Up.
Gebruik je EIGEN naam. Je mag er een bijnaam bij zetten, maar je eigen naam moet zichtbaar zijn.
Laat ons niet wachten!!
Geen telefoon? Schrijf de antwoorden dan in je schrift.
Slide 11 - Slide
Stel je zit bij het vak geschiedenis en het nieuwe hoofdstuk begint met een lange tekst. Je moet beslissen op welke manier je de tekst gaat lezen. Welke 4 manieren zijn er?
Slide 12 - Open question
Stel, je krijgt een tekst over de film The Little Mermaid en racisme. 1. Hoe weet je SNEL wat er in de tekst staat? 2. Hoe weet je PRECIES wat de film met racisme te maken heeft?
Slide 13 - Open question
1. Wanneer ga je over op ZOEKEND LEZEN? 2. Wanneer zal je een tekst STUDEREND LEZEN?
Slide 14 - Open question
Slide 15 - Slide
Manieren om te lezen noem je leesstrategieën.
Bij iedere tekst die je voor je krijgt, kies je altijd één of meerdere strategieën. Vaak automatisch: je gaat gewoon nauwkeurig lezen. Wat als je bewust voor een strategie kiest?
Slide 16 - Slide
Wat is het verschil tussen een onderwerp en een deelonderwerp van een tekst? Vertel ook hoe je beide onderwerpen vindt.
Slide 17 - Open question
Voorbeeld van een toetsvraag: 'één van deze tussenkopjes past het beste boven een deel van de tekst. Welke is dat?'
Waar let je op om het juiste tussenkopje te kiezen?
Slide 18 - Open question
Slide 19 - Slide
Wanneer gebruik je de moeilijke woordenwijzer?
A
Als je iemand de betekenis van een woord wil uitleggen
B
Als je een tekst leest en woorden tegenkomt die je niet kent
Slide 20 - Quiz
Omschrijf de stappen van de moeilijke woordenwijzer
Slide 21 - Open question
Slide 22 - Slide
Wat geeft een signaalwoord aan?
A
Signaal dat er een bepaald verband tussen zinnen is
B
Signaal dat zinnen niets met elkaar te maken hebben.
Slide 23 - Quiz
Het is warm, maar ik heb het koud. Maar = signaalwoord van:
A
Tijdsvolgorde
B
Tegenstelling
C
Opsomming
Slide 24 - Quiz
Veel voetballers slaan een kruisje voordat de wedstrijd begint
A
voordat = signaalwoord van opsomming
B
voordat = signaalwoord van tegenstelling
C
voordat = signaalwoord van tijdsvolgorde
Slide 25 - Quiz
Little Mermaid is een klassieke film, maar nu ook vernieuwend.
A
Ook = signaalwoord van tijdsvolgorde
B
Ook = signaalwoord van 0psomming
C
Ook = signaalwoord van tegenstelling
Slide 26 - Quiz
Slide 27 - Slide
AAN DE SLAG
We lezen samen tekst 4, blz 37.
Jullie maken opdracht 21 - 24 af in deze les.
In deze opdrachten komt alle kennis van deze paragraaf aan bod.
Morgen kijken we de opdrachten na.
Klaar? Start met de opdrachten van H1.5 - Woorden.
timer
5:00
Slide 28 - Slide
Lesdoelen vandaag:
Na deze les kan je vertellen:
- Welke 4 manieren er zijn om een tekst te lezen
- Hoe je het onderwerp en deelonderwerp van een tekst vindt;
- Hoe je de Moeilijke-woordenwijzer gebruikt;
- Welke signaalwoorden een opsomming, tegenstelling en tijdsvolgorde aangeven.
Slide 29 - Slide
Huiswerk - pak je agenda
Voor wie het nog niet af heeft, zorg dat morgen van H1.3, opdracht 1 t/m 24 is gemaakt.
Als dit niet lukt, maak je het morgen na het 6e uur af, gezellig met mij in lokaal 15.
Voor iedereen: maak opdracht 1, 2 en 4 uit H1.5 WOORDEN