v5 19-9/23/9

- révision adjectif
- révision adverbe

1 / 13
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5,6

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

- révision adjectif
- révision adverbe

Slide 1 - Slide

la semaine 19/9-23/9
contrôle des tâches de la semaine dernière:
herhalen ww grammaire II
maken : 1.6 GRAMMAIRE II
             1.7 oef 19 tm 22        leren blz 108 en werkwoorden

introduction aux tâches de cette semaine : 
grammaire III : 24a-c / 31/32 klassikaal
zelfstandig : 25-30 en 1.12 online
leren unité 1 : blz 109

littératuur: les lumières 









Slide 2 - Slide

Exercice 18A
1 a fui is ontvlucht, fuir
2 écrit schrijft, écrire
3 lisait las, lire
4 avons ri hebben gelachen, rire
5 s’inscrira gaat (/ zal) zich inschrijven, s’inscrire

Exercice 18B  (stap voor stap! )
1 avons lu
2 font
3 donnes
4 auront
5 souriait
6 as eu
7 Décris
8 changerez
9 fuient
10 irions

Voorbeelduitwerking:


aller-futur
rire - passé composé
fuir- présent
être - imparfait
deviner - impératif
 
1 Nous irons à Paris pour visiter le Louvre.
2 L’ambiance était super et on a beaucoup ri ensemble.
3 L’homme fuit son pays parce qu’il a peur.
4 Quand j’étais petit(e), je jouais avec mes Barbies.
5 Devine(z) qui est notre nouveau professeur de français !





Slide 3 - Slide

ÉCOUTER     Exercice 20 –  vocabulaire
1 l’escalade het klimmen
2 un effort een inspanning
3 entraînement training
4 surmonter overwinnen
5 conséquences gevolgen
Over: accomplir = uitvoeren
6 objectif doel
7 capable de in staat om
8 gérer beheren
9 progrès vooruitgang
10 appuyer drukken
Over : compatible = verenigbaar

Exercice 21 – compréhension globale
1 a Alexandre
 b Hij gaat de mont Blanc beklimmen.
 c Hij heeft suikerziekte.
2 3 4810,9 meter


Exercice 22 – compréhension détaillé
1 Gisèle organiseert de expeditie
2 Marc verleent de medische zorg
3 Pierre gids, begeleider
4 Maxent gids, begeleider
2 B
3 a faux   /  b vrai  /  c faux
4 D
5 A
6 Probleem: Het meetapparaat is kapot.
 Oorzaak: Dit komt door de kou.
 Oplossing: Alexandre moet nu vertrouwen op zijn gevoel.
7 Als iemand met suikerziekte deze buitengewone ervaring aankan, dan kunnen ook andere jongeren die lijden aan suikerziekte gewoon een lichamelijke activiteit ondernemen.
8 Dans la vie courante, (ils) peuvent pratiquer naturellement, normalement une activité physique.’
9 C




Slide 4 - Slide

Dites-moi d'où il vient
Enfin je saurai où je vais
Maman dit que lorsqu'on cherche bien
On finit toujours par trouver
Elle dit qu'il n'est jamais très loin
Qu'il part très souvent travailler
Maman dit « Travailler c'est bien »
Bien mieux qu'être mal accompagné!
Pas vrai?
Où est ton papa?
Dis-moi, où est ton papa?
Sans même devoir lui parler
Il sait ce qu'il ne va pas
Un sacré papa
Dis-moi où es-tu caché?
Ça doit faire au moins mille fois
Que j'ai compté mes doigts
Où t'es? Papa où t'es?
Où t'es? Papa où t'es?
Où t'es? Papa où t'es?
Où t'es? Où t'es? Où Papa où t'es?
- on cherche bien
- il n'est jamais très loin
-travailler c'est bien
-bien mieux
- mal accompagné
-un sacré papa

Slide 5 - Slide

HERHALING

Het bijvoeglijk naamwoord staat in het Frans ACHTER het zelfstandig naamwoord ……….
Un chat gris
Un bâtiment moderne
Une fille marrante
Les cours ennuyeux

TENZIJ het bijvoeglijk naamwoord voorkomt in het welbekende rijtje : 
BON BEAU JOLI
HAUT LONG PETIT
JEUNE GROS GRAND
VIEUX MAUVAIS MÉCHANT
NOUVEAU AUTRE LARGE
PREMIER / DERNIER en alles wat ertussen zit (de rangtelwoorden)


Het bijvoeglijk naamwoord heeft verschillende uitgangen : 
Mannelijk enkelvoud - geen uitgang
Vrouwelijk enkelvoud – E
Mannelijk meervoud – S
Vrouwelijk meervoud – ES

!! LET WEL !!!
  • Als een mannelijk bvnw eindigt op een – e ( bv JEUNE) dan komt er voor de vrouwelijke vorm geen extra – e achter. 
  • Als een mannelijk bvnw eindigt op een – X (bv heureux) dan verandert de x in SE voor de vrouwelijke vorm (heureuse)
  • Als een mannelijk bvnw eindigt op een – F (bv sportif) dan verandert de F in VE voor de vrouwelijke vorm (sportive) 
  • Als een mannelijk bvnw eindigt op – ER (bv cher) dan verandert de ER in ÈRE voor de vrouwelijke vorm (chère)
  • Als een mannelijk bvnw eindigt op c (bv public) dan verandert c in que voor de vrouwelijke vorm (publique)

Slide 6 - Slide

attention........
  • is er een verdubbeling van de slotmedeklinker + e wanneer een bvnw eindigt op el/en/et/as/on/eil => net- nette/ gras- grasse
  • Zijn er enkele onregelmatige bvnw’s :    Long/longue /frais-fraîche /gros-grosse/  gentil-gentille/  fou-folle/Sec-sèche/ doux-douce /blanc -blanche
  • De bvnw’s nouveau/ beau en vieux hebben een aparte mannelijke vorm ev wanneer het zn wat volgt begint met een klinker of stomme h:
Un bel arbre
Un nouvel ami
Un vieil hôtel
  • LET OP : deze vorm is alleen voor MANNELIJK EV => une belle amie / une nouvelle imprimante/ une vieille école!!

Slide 7 - Slide

blanche
présente
absent
belle
heureux
gris
vieilles
un chat .......
des .......... dames
une ......... promenade
un père .....................
une mère ......................
un enfant ...............
une dame ...............

Slide 8 - Drag question

Het bijwoord : 

- zegt iets over een werkwoord: 
Elle danse bien
zegt iets over een bijvoeglijk naamwoord: 
 un très (bijwoord) bon danseur
zegt iets over een ander bijwoord: 
 elle danse merveilleusement bien

 


hoofdregel: 

=> je vormt een bw door - ment achter het bvnw te zetten: poli -poliment
=>  Als het bvnw niet op een klinker eindigt gebruik je de vrouwelijke vorm : doux => doucement 
=> bvnw eindigt op ENT => bw - EMMENT (fréquent => fréquemment)
 => bvnw eindigt op ANT => bw  -AMMENT ( constant => constamment)
=> uitzonderingen : bon => bien / mauvais => mal / meilleur => mieux 

Slide 9 - Slide

vul een bvnw en een bijwoord in :
Elle a une..... voix et elle chante ...... (bon)

(komma zonder spatie ertussen)

Slide 10 - Open question

Mais son ami a une……………..……… voix et il chante ……………...(meilleur)

(komma zonder spatie ertussen)

Slide 11 - Open question

Tu n’es pas une ………………… élève, mais aujourd’hui tu as
…………….. travaillé. (mauvais)

A
mauvais- mauvaisement
B
mal-mauvaise
C
mauvaise-mal
D
mauvaise - male

Slide 12 - Quiz

il mène une vie....................... , il vit .....................(.dangereux)
(met komma zonder spatie)

Slide 13 - Open question