v4 bvnw code zlvuj

semaine du 6/9
qu'est-ce qu'on va faire: 
1. c'est la rentrée (p9)
2. regarder : comprendre une conversation dans le train/ regarder un film (ex 1 tm 4)
3. en classe ; exercise 6
5. l'adjectif (révision)



1 / 24
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

semaine du 6/9
qu'est-ce qu'on va faire: 
1. c'est la rentrée (p9)
2. regarder : comprendre une conversation dans le train/ regarder un film (ex 1 tm 4)
3. en classe ; exercise 6
5. l'adjectif (révision)



Slide 1 - Slide

c'est la rentrée             p9
cherchez  dans le texte : 

1. de vakantie is afgelopen
2. de jongeren hebben zich vermaakt
3. de zomervakantie was lang
4. het merendeel van de Franse jongeren
5. hun schooldagen zijn lang

Slide 2 - Slide

1. de vakantie is afgelopen
2. de jongeren hebben zich vermaakt
3. de zomervakantie was lang
4. het merendeel van de Franse jongeren
5. hun schooldagen zijn lang
1.les vacances sont terminées
2. les ados se sont bien amusés
3. les vacances d'été ont été longues
4. la plupart des jeunes français
5. leurs journées scolaires sont longues

Slide 3 - Slide

aide 1 -2
1: essayez de traduire les raisons possibles à deux. Si vous ne trouvez pas la solution, essayez à prononcer les mots en anglais
2.a) d'abord les signes faciles
2.b) lisez bien toute la phrase!


Slide 4 - Slide

exercise 3 : quels sont les personnages dans le film?
A
des passagers
B
Marion, Anne et Mimi
C
Des passagers et le contrôleur

Slide 5 - Quiz

weet de controleur wat er aan de hand is?
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quiz

bevindt de trein zich op het station?
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quiz

is er een technisch probleem?
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quiz

moeten de reizigers nu overstappen?
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quiz

exercise 5
que dites-vous à celle ou celui à côté de vous?
notez un dialogue entre 3 et 5 phrases chacun(e)

Slide 10 - Slide

herhaling bijvoeglijk vooraamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord staat in het Frans ACHTER het zelfstandig naamwoord ……….
Un chat gris                                                           les cours ennuyeux
Un bâtiment moderne                                      une fille marrante

TENZIJ het bijvoeglijk naamwoord voorkomt in het welbekende rijtje :
BON BEAU JOLI
HAUT LONG PETIT
JEUNE GROS GRAND
VIEUX MAUVAIS MÉCHANT
NOUVEAU AUTRE LARGE
PREMIER / DERNIER en alles wat ertussen zit (de rangtelwoorden)

Slide 11 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord heeft verschillende uitgangen :
Mannelijk enkelvoud - geen uitgang
Vrouwelijk enkelvoud – E
Mannelijk meervoud – S
Vrouwelijk meervoud – ES
!! LET WEL !!!
Als een mannelijk bvnw eindigt op een – e ( bv JEUNE) dan komt er voor de vrouwelijke vorm geen extra – e achter.
Als een mannelijk bvnw eindigt op een – X (bv heureux) dan verandert de x in SE voor de vrouwelijke vorm (heureuse)
Als een mannelijk bvnw eindigt op een – F (bv sportif) dan verandert de F in VE voor de vrouwelijke vorm (sportive)
Als een mannelijk bvnw eindigt op – ER (bv cher) dan verandert de ER in ÈRE voor de vrouwelijke vorm (chère)
Als een mannelijk bvnw eindigt op c (bv public) dan verandert c in que voor de vrouwelijke vorm (publique)


Slide 12 - Slide

Verder :
is er een verdubbeling van de slotmedeklinker + e wanneer een bvnw eindigt op el/en/et/as/on/eil => net- nette/ gras- grasse

Zijn er enkele onregelmatige bvnw’s : 
Long/longue       frais/fraîche           gros/grosse         gentil/gentille           fou/folle
Sec/sèche        Doux/douce        Blanc /blanche

De bvnw’s nouveau/ beau en vieux hebben een aparte mannelijke vorm ev wanneer het zn wat volgt begint met een klinker of stomme h:
Un bel arbre
Un nouvel ami
Un vieil hôtel
LET OP : deze vorm is alleen voor MANNELIJK EV => une belle amie / une nouvelle imprimante/ une vieille école!!

Slide 13 - Slide

les adjectifs de couleur

Slide 14 - Slide

11a 
1. une bonne façon => bon => goed
2. des langues difficiles=> difficile=> moeilijk
3. les cheveux blonds=> blond=> blond
4. trois nouveaux professeurs => nouveau => nieuw
5. tes informations personnelles => personnel => persoonlijk
6. une belle page => beau => mooi

Slide 15 - Slide

11B

1.regelmatig ; des langues difficiles /  les cheveux blonds (2 en 3)
2. un bel hôtel / un bel ami/ un nouvel hôtel/ un nouvel ordinateur/ un vieil homme/ un vieil hôtel
3. een dikke meneer- un gros monsieur
b. een sportieve leraar- un prof sportif
c. een betere school - un meilleur lycée
d. een gevaarlijk advies - un conseil dangereux
4a: een oude vrouw - une vieille dame
b. drie grote huizen- trois grandes maisons
c. een nieuwe computer - un nouvel ordinateur
d. 2 Europese landen - deux pays européens

Slide 16 - Slide

11c.1 Je vais acheter deux ......pains

Slide 17 - Open question

11c.2 ma copine a un ......

Slide 18 - Open question

11.c.3 le prof nous a donné des.....

Slide 19 - Open question

11.c.4 mon grand père est un

Slide 20 - Open question

11c
1. petits pains
2. jeune chien
3. devoirs difficiles
4. vieil homme
5. livres anglais
6. T-shirts blancs
7. fille sportive
8. long voyage
11d
c'est un vieil homme/ c'est un homme âgé. 
Il porte un pull rouge/ un jean/ des chaussures énormes
il est grand et il a une moustache
il porte un drapeau Belge et il a un petit chien

c'est une jeune fille, elle porte un shirt rayé/ un jean/ des petites chaussures rouges. Elle est mince et elle porte le drapeau Suisse et elle a un petit chat. Elle a 21 ans. Elle a un beau sourire

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Link

finalement :

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide