1. Je weet wat een distributiekanaal is.
2. Je kent de drie verschillende lengtes van een distributiekanaal
3. Je kan de bereikbaarheid van een product koppelen aan de positionering.
4. Je kent de 4 verschillende manieren waarop je verkoop kan genereren en kan deze verwerken naar moderne distributievormen.
5. Je begrijpt de bewegingen in de bedrijfskolom.
6. Je begrijpt hoe costumer service wordt verleend.
7. Je kent de verschillende soorten samenwerking.
HUISWERK:
Opdracht 5, 8, 10, 13, 18 en 20 (paragraaf 4.2)
Opdracht 24, 25 (paragraaf 4.3)