AF Bloed les 2

AF Bloed les 2
1 / 24
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 180 min

Items in this lesson

AF Bloed les 2

Slide 1 - Slide

Lesdoelen


- Stelpen van een bloeding 
- Stolling van het bloed

Slide 2 - Slide

Bloedstolling
Wondgenezing start met bloedstolling

Stolling verstoord, bv door medicijnen? 

Meer kans op nabloeding!

Slide 3 - Slide

Bloedstolling 
= hemostase

Stollingscascade: een ingewikkeld proces met heel veel stappen waarbij heel veel verschillende stoffen betrokken zijn!

Slide 4 - Slide

Bloedstolling: 3 fasen
  1. Vasoconstrictie: vernauwen van het bloedvat                                        
  2. Aggregatie: samenklonteren trombocyten (bloedplaatjes)               
  3. Coagulatie: er ontstaat een bloedstolsel m.b.v. fibrinogeen (= stollingseiwit) 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Vasoconstrictie
vernauwen van het bloedvat

zo stroomt er minder bloed weg

Slide 7 - Slide

Aggregatie
samenklonteren van bloedplaatjes (trombocyten)

Slide 8 - Slide

Coagulatie
Er ontstaat een bloedstolsel (= trombus)
Bestaat uit:
  • trombocyten
  • erytrocyten
  • fibrinedraden (uit stollingseiwit fibrinogeen)

Slide 9 - Slide

Embolie
  • Stukje van trombus laat los
  • Reist met het bloed mee 
  • Op een andere plaats ontstaat blokkade 
b.v. eerst trombosebeen, daardoor longembolie of een CVA

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Hemostase =
A
een bloeding
B
braken (overgeven)
C
bloed plassen
D
bloedstolling

Slide 12 - Quiz

Vasoconstrictie =
A
bloedvat wordt nauwer
B
bloedvat wordt wijder
C
samenklonteren bloedplaatjes
D
vorming van een trombus (stolsel)

Slide 13 - Quiz

Aggregatie =
A
bloedvat wordt nauwer
B
bloedvat wordt wijder
C
samenklonteren bloedplaatjes
D
vorming van een trombus (stolsel)

Slide 14 - Quiz

Coagulatie =
A
bloedvat wordt nauwer
B
bloedvat wordt wijder
C
samenklonteren bloedplaatjes
D
vorming van een trombus (stolsel)

Slide 15 - Quiz

Een stollingscascade vindt plaats tijdens de
A
aggregatie
B
coagulatie
C
vasoconstrictie
D
vasodilatatie

Slide 16 - Quiz

Een trombus bestaat o.a. uit draden en cellen. Waaruit bestaan de draden?
A
fibrine
B
fibrinogeen
C
trombus
D
vitamine K

Slide 17 - Quiz

Een trombus kan ook ontstaan als iemand last heeft van boezemfibrilleren
Juist
Onjuist

Slide 18 - Poll

Een longembolie ontstaat door
A
Te snelle hemostase
B
Te langzame hemostase
C
Een trombus
D
een vreemd voorwerp in de luchtweg

Slide 19 - Quiz

Wat is de hoofdwerking van acetylsalicylzuur?
A
luchtwegverwijdend
B
pijnstillend
C
bacterie-dodend
D
bloed verdunnend

Slide 20 - Quiz

Wat is de nevenwerking van acetylsalicylzuur waarvoor we het meestal gebruiken?
A
koortsverlagend
B
pijnstillend
C
ontstekingsremmend
D
bloed verdunnend

Slide 21 - Quiz

Waarom moet een patiënt vóór een operatie stoppen met acetylsalicylzuur?
A
bloed stolt tijdens/ na OK niet goed
B
patiënt moet nuchter zijn
C
kans op embolieën
D
mate van pijn kan niet meer bepaald worden

Slide 22 - Quiz

Mag een zwangere acetylsalicylzuur gebruiken?
A
Ja
B
Ja, alleen in 3e trimester
C
nee, gevaarlijk voor ongeboren kind
D
Nee, gevaarlijk voor moeder

Slide 23 - Quiz

Mag een vrouw die zwanger wil worden dit middel gebruiken?
A
Ja
B
nee, heeft effect op eisprong
C
Nee, heeft effect op baarmoederslijmvlies
D
Nee, kans op verstoring hemostase

Slide 24 - Quiz