This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Welkom!
Pak alvast: leesboek, Nieuw Nederlands, laptop
Laptops blijven nog dicht!
Slide 1 - Slide
Deze les
Lezen
Even opfrissen
Zes nieuwe tekstverbanden!
Oefenen
Slide 2 - Slide
Lesdoelen
Je kan een doel-middel-, oorzakelijk, redengevend, toegevend, vergelijkend en voorwaardelijk verband in een tekst herkennen aan de hand van signaalwoorden.
Ook ken je al een aantal tekstverbanden: chronologisch, concluderend, opsommend, samenvattend, tegenstellend en toelichtend verband.
Slide 3 - Slide
Even opfrissen
Wat is ook alweer een tekstverband?
En hoe herken je dit in een tekst?
Slide 4 - Slide
Doel-middelverband
Een doel-middelverband geeft aan welk middel wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken.
Door middel van, met behulp van, om te, opdat, zodat
Voorbeeld: 'Soms speel ik een white noise af tijdens het leren, zodat ik me beter kan concentreren.'
Slide 5 - Slide
Oorzakelijk verband
Een oorzakelijk verband laat zien waardoor iets gebeurt (waarop je niet altijd invloed hebt).
Doordat, daardoor, dus, dankzij, etc.
Voorbeeld: 'Er brak brand uit in het stadion, waardoor de wedstrijd niet kon doorgaan.'
Slide 6 - Slide
Redengevend verband
Een redengevend verband geeft aan waarom iemand iets doet of vindt
Omdat, daarom, dus, want, vanwege, etc.
Voorbeeld: 'Ik had niet zo goed geleerd voor mijn toets, daarom had ik een onvoldoende.'
Let op! Bij een redengevend verband heb je er wel invloed op (leren voor toets), bij een oorzakelijk verband meestal niet!
Slide 7 - Slide
Toegevend verband
Een toegevend verband geeft een andere kant van de zaak/ situatie aan.
Hoewel, desondanks, niettemin, ofschoon, ook al, weliswaar
Voorbeeld: 'Hoewel An van kamperen houdt, gaat ze dit jaar niet mee naar de camping.'
De toegeving kan ook in het tweede deel van de zin of in een andere zin staan.
Slide 8 - Slide
Vergelijkend verband
Een vergelijkend verband geeft aan wat het verschil of de overeenkomst is
In vergelijking met, als, evenals, meer dan, vaker dan etc.
Voorbeeld: 'Vergeleken met vorig jaar was dit een heel warme zomer.'
Voorbeeld: 'Net als mijn broertje houd ik heel erg van voetbal.'
Slide 9 - Slide
Voorwaardelijk verband
Een voorwaardelijk verband maakt duidelijk onder welke voorwaarden iets gebeurt.
als (... dan), in het geval (dat), indien, mits, tenzij, wanneer
Voorbeeld: 'Als je je bordje leeg eet, gaan we straks nog een ijsje halen.'
Slide 10 - Slide
'Het heeft de hele nacht gesneeuwd. Daardoor is het glad op de weg.' Welk tekstverband?
A
Redengevend
B
Concluderend
C
Oorzakelijk
D
Chronologisch
Slide 11 - Quiz
'Vakantie heeft veel voordelen. Je kunt bijvoorbeeld elke dag uitslapen.' Welk tekstverband?
A
Tijd
B
Voorbeeld
C
Tegenstelling
D
Oorzaak
Slide 12 - Quiz
Welk signaalwoord hoort bij een vergelijkend verband?
A
doordat
B
daarom
C
dus
D
als
Slide 13 - Quiz
'Jan wil naar de dierentuin, ik wil naar een pretpark en Ella wil naar het strand. We kunnen het dus niet echt eens worden met elkaar. Welk tekstverband?
A
Redengevend
B
Opsommend
C
Concluderend
D
Samenvattend
Slide 14 - Quiz
'Hoewel ik erg van uitslapen houd, probeer ik tegenwoordig wat vroeger uit bed te gaan in het weekend.' Welk tekstverband?
A
Reden
B
Inperking
C
Tegenstelling
D
Doel-middel
Slide 15 - Quiz
Oefenen!
Opdracht 5, blz. 20-21
We lezen samen tekst 2, blz. 21-22
Maak daarna in tweetallen de vragen van opdracht 5
We gaan de volgende les verder met de opdracht
Slide 16 - Slide
Vooruitblik
Volgende les (donderdag): lezen, opdracht 5 afmaken, uitleg fictiebegrippen, opfrissen werkwoordspelling