De opdracht

gedichten
1 / 13
next
Slide 1: Mind map
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

gedichten

Slide 1 - Mind map

Kies een gedicht
Ga naar de site op de volgende dia en kies een gedicht dat jou aanspreekt.  

Vertel daarna aan je klasgenoten waarom jij dit gedicht hebt gekozen. 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link

Lesopbouw
Je hebt nu een aantal gedichten gelezen en nu gaan we zelf gedichten schrijven. 
We gaan eerst een aantal schrijfoefeningen doen en vervolgens ga je zelf gedichten schrijven. 
Die gedichten verzamel je in je eigen bundel. 
In de volgende dia's lees je wat de opdracht is. 

Slide 4 - Slide

Opdracht
Je maakt je eigen bundel met gedichten en een kort verhaal. 
Die dichtbundel bevat de volgende onderdelen:
  • 6 gekozen bestaande gedichten. 
  • 4 zelf geschreven gedichten. 
  • 1 kort verhaal.

Slide 5 - Slide

Eisen
  • Van de zelfgekozen gedichten zijn er  2 gedichten van voor 1900.
  • Je kiest 2 gedichten voor kinderen.
  • Je kiest 2 hedendaagse gedichten uit een bundel en niet van internet. 
  • Vermeld van alle gedichten ook de bron. 
  • Zet boven de gedichten: "voor 1900" "hedendaags" en "kindergedicht" 

Slide 6 - Slide

Uitleg bij gedichten
Van de gekozen gedichten vertel je het volgende:
  • Wie is de schrijver?
  • Waar gaat het gedicht over?
  • Wat vind je van het gedicht?
  • Wat valt je op aan het gedicht? Denk aan bijvoorbeeld rijm of niet/opvallende woorden/taalgebruik/strofen, stijlfiguren enz. 
  • Schrijf bij ieder gedicht minimaal 150 woorden. 
  • Je plaatst eerst de 2 gedichten van voor 1900 en daarna je gedichten voor kinderen. Dan volgt de rest van je gedichten. 

Slide 7 - Slide

Zelf schrijven
Schrijf vier gedichten:
  • Minstens 2 van je eigen gedichten bevatten rijm en minstens 2 van je gedichten bevatten geen rijm. 
  • Maak gebruik van minstens 1 stijlfiguur(dus vergelijking, metafoor of personificatie) en geef aan waar je dat hebt toegepast
  • Voeg in ieder geval een stiftgedicht  of een beeldgedicht toe. 

Slide 8 - Slide

Uitleg
Schrijf verder bij ieder zelf geschreven gedicht het volgende op:
  • Waar gaat je gedicht over
  • Wat kun je zeggen over de vorm: strofen/rijm enz. 
  • Ben je tevreden over je gedicht?
Maak je bundel zo mooi mogelijk, dus les ook op het uiterlijk. Maak er een mooi werkstuk van. Wees creatief!

Slide 9 - Slide

Kort verhaal
Je gaat een verhaal schrijven waarin een aantal zaken die je hebt geleerd bij de theorie van de onderdelen fictie terugkomen. (zie volgende dia)
Je zorgt ervoor dat de spelling foutloos is en dat je zinnen grammaticaal kloppen. 

Slide 10 - Slide

Wat willen we in de tekst zien?
  • Je zorgt ervoor dat de lezer zich kan identificeren met de hoofdpersoon. (H. 7)
  • Je schrijft vanuit een duidelijk perspectief. (H. 8)
  • In het verhaal zit minstens 1 flashback of 1 flashforward (H. 22)
  • Pas het begrip ruimte toe in je verhaal. Beschrijf de ruimt functioneel of juist contrasterend. (H. 23) 
  • Bedenk van tevoren een duidelijk plot. (H. 37)


Slide 11 - Slide

extra bij je verhaal
Beschrijf bij je verhaal het volgende: 
  • Hoe hebben jullie ervoor gezorgd dat de lezer zich kan identificeren met de hoofdpersoon?
  • Vanuit welk perspectief hebben jullie het verhaal geschreven? Waarom vanuit dat perspectief? 
  • Waar zit de flashback of flashforward?
  • Hoe hebben jullie het begrip ruimte toegepast in je verhaal? 
  • Vertel iets over jullie plot. 

Slide 12 - Slide

Kiezen
Je kiest uit je zelfgeschreven gedichten minimaal één en maximaal drie. Die stuur je naar:
www.doemaardichtmaar.nl


Slide 13 - Slide