This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Oefentoets
Voortplanting
Klas 4
Slide 1 - Slide
welke van de volgende alternatieven bevat alleen secundaire geslachtskenmerken?
A
schaamlippen, schaamhaar, okselhaar
B
borsten, onderhuidse rondingen, zware stem
C
tepels, borsthaar, eierstokken
D
vagina, penis, baarmoeder
Slide 2 - Quiz
spermatogenese vindt plaats in
A
de eierstokken
B
het scrotum
C
de zaadkanaaltjes
D
de bijballen
Slide 3 - Quiz
FSH heeft bij mannen invloed op de
A
Sertoli cellen
B
Leydig cellen
C
spermatogonia
D
spermatocyten
Slide 4 - Quiz
de taak van Leydig cellen is
A
vorming van ABP eiwit
B
voeden van spermatogonia
C
ondersteunen van Sertolicellen
D
productie van testosteron
Slide 5 - Quiz
na sterilisatie kunnen mannen
A
geen zaadlozing meer krijgen
B
geen zaadcellen meer maken
C
geen zaadcellen door de zaadleiders laten gaan
D
geen plezier meer aan seks beleven
Slide 6 - Quiz
in de eierstokken worden de volgende hormonen gemaakt
A
FSH en LH
B
FSH en oestrogeen
C
LH en progesteron
D
oestrogeen en progesteron
Slide 7 - Quiz
het uitblijven van de menstruatie na de bevruchting komt door het hormoon
A
progesteron
B
oestrogeen
C
HCG
D
LH
Slide 8 - Quiz
het uitblijven van follikelrijping in de tweede helft van de menstruatiecyclus komt door
A
de remmende werking van oestrogeen
B
de remmende werking van progesteron
C
de remmende werking van FSH
D
de remmende werking van LH
Slide 9 - Quiz
hoe voorkomt een hormoon-spiraaltje vooral een zwangerschap?
A
de eileiders worden afgesloten voor zaadcellen
B
de follikelrijping wordt geremd door FSH en LH
C
de baarmoeder is niet toegankelijk voor zaadcellen
D
de eisprong wordt geremd door progesteron
Slide 10 - Quiz
hoe heten de delingen van de bevruchte eicel in de eileider?
Slide 11 - Open question
hoe heet de voortplantingstechniek die hier is afgebeeld?
Slide 12 - Open question
Een lesbisch stel wil graag een kind. Een vriend wil zaaddonor zijn. Welke voortplantingstechniek zal gebruikt worden voor een zwangerschap? Schrijf de juiste afkorting op
Slide 13 - Open question
syfilis kan worden behandeld met antibiotica en wordt veroorzaakt door een
A
virus
B
schimmel
C
parasiet
D
bacterie
Slide 14 - Quiz
welk deel van de vrouwelijke geslachtsorganen is het meest gevoelig voor seksuele opwinding?
Slide 15 - Open question
de navelstreng en vruchtvliezen zijn aangelegd door
A
moeder en embryo
B
alleen de moeder
C
alleen het embryo
D
de vader en de moeder
Slide 16 - Quiz
de placenta is aangelegd door
A
alleen de moeder
B
moeder en embryo
C
alleen het embryo
D
de vader en de moeder
Slide 17 - Quiz
welke van onderstaande factoren kan of kunnen de menstruatiecyclus (tijdelijk) stil leggen?
A
topsport
B
anorexia
C
pilgebruik
D
zwangerschap
Slide 18 - Quiz
als bij een vrouw een bevruchte eicel voorkomt, waar bevindt die zich dan?
A
in de eierstok
B
in de eileider
C
in de baarmoeder
D
in de vagina
Slide 19 - Quiz
een eeneiïge tweeling ontstaat uit
A
één zaadcel en één eicel
B
twee zaadcellen en één eicel
C
één zaadcel en twee eicellen
D
twee zaadcellen en twee eicellen
Slide 20 - Quiz
rond welke dagen van de cyclus neemt de progesteronconcentratie af?
A
tussen dag 1 en 5
B
tussen dag 6 en 14
C
tussen dag 14 en 21
D
tussen dag 21 en 28
Slide 21 - Quiz
rond welke dag van de cyclus is de LH concentratie het hoogst?
A
rond dag 1
B
rond dag 6
C
rond dag 14
D
rond dag 21
Slide 22 - Quiz
wat groeit er uit het lege follikel na de eisprong?
Slide 23 - Open question
welk orgaan wordt aangegeven met cijfer 1?
Slide 24 - Open question
in welke (meervoud) van de genummerde stadia is een eicel aanwezig?
Slide 25 - Open question
onder invloed van welk hormoon ontwikkelt stadium 5 zich?
Slide 26 - Open question
welk van de onderstaande beweringen is juist?
A
HIV en AIDS zijn beide virussen
B
HIV is een virus en AIDS een ziekte
C
HIV is een ziekte en AIDS een virus
D
HIV en AIDS zijn beide ziekten
Slide 27 - Quiz
welke taak heeft orgaan 10?
A
zaadcellen produceren
B
voorvocht produceren
C
zaadvocht produceren
D
hormonen produceren
Slide 28 - Quiz
welke taak heeft orgaan 8?
A
urine doorvoeren
B
sperma doorvoeren
C
stijf maken van de penis
D
vocht toevoegen aan zaadcellen
Slide 29 - Quiz
welke taak heeft orgaan 5?
A
zaadcellen aanmaken
B
zaadcellen opslaan
C
testosteron maken
D
bescherming van de teelbal
Slide 30 - Quiz
een organisme heeft 2n=12 chromosomen, hoeveel chromosomenparen heeft dit organisme?
A
2
B
6
C
12
D
24
Slide 31 - Quiz
een cel met 2n=46 chromosomen deelt zich mitotisch, hoeveel chromosomen heeft één dochtercel?
A
2n=46
B
2n=23
C
n=46
D
n=23
Slide 32 - Quiz
een cel met 2n=16 chromosomen deelt zich meiotisch, hoeveel chromosomen heeft een dochtercel na meiose-I?
A
2n=16
B
2n=8
C
n=16
D
n=8
Slide 33 - Quiz
een cel met 2n=16 chromosomen deelt zich meiotisch, hoeveel chromosomen heeft een dochtercel na meiose-II?
A
2n=16
B
2n=8
C
n=8
D
n=4
Slide 34 - Quiz
een cel heeft 2n=8 chromosomen, hoeveel chromosomen heeft deze cel in de G2 fase?
A
n=4
B
n=8
C
2n=8
D
2n=16
Slide 35 - Quiz
een cel heeft 24 chromatiden in de G1 fase, hoeveel chromatiden heeft deze cel in de G2 fase?
A
12
B
24
C
36
D
48
Slide 36 - Quiz
een cel heeft 2n=18 chromosomen in de G2 fase, hoeveel chromosomen heeft deze cel in de daaropvolgende G1 fase na mitose?
A
n=9
B
n=18
C
2n=9
D
2n=18
Slide 37 - Quiz
welke van de volgende beweringen is juist?
A
meiose-I is een mitotische deling
B
meiose-II is een mitotische deling
C
meiose-I en -II zijn beide mitotische delingen
D
meiose-I en -II zijn geen van beide mitotische delingen
Slide 38 - Quiz
de chromosomen in de afbeelding zitten in één cel; hiervoor geldt ...