Hoofdstuk 4 vanuit huis

Hoofdstuk 4: Nieuwe stoffen maken
Zelfstandig werken vanuit huis
1 / 22
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 4: Nieuwe stoffen maken
Zelfstandig werken vanuit huis

Slide 1 - Slide

Even herhalen
Basiskennis uit paragraaf 1 t/m 3

Slide 2 - Slide

Verhitten van stoffen
Bij verwarmen van stoffen kunnen verschillende dingen gebeuren:
  • De stof verandert van fase
  • De stof ontleedt (1 begin stof met meerdere reactieproducten)
  • De stof verbrandt (reactie met zuurstof)
Van deze gebeurtenissen kun je een reactieschema opstellen.

Slide 3 - Slide

Ontledingen
Bij het ontleden van een stof begin je met 1 stof, daar komen meerdere reactieproducten uit.
Er zijn 3 soorten ontledingsreacties die je moet kennen:
  • Thermolyse: Ontleden onder invloed van warmte
  • Fotolyse: Ontleden onder invloed van licht
  • Elektrolyse: Ontleden onder invloed van elektriciteit

Slide 4 - Slide

Atomen
Alles om ons heen is opgebouwd uit moleculen. Die moleculen (ook wel verbindingen) zijn op hun beurt weer opgebouwd uit atomen (ook wel elementen), een soort bouwstenen. Elke atoomsoort heeft zijn eigen afkorting. De afkortingen die je moet kennen staan op blz 83 van je tekstboek. Alle atomen staan, gesorteerd op hun eigenschappen, in het Periodiek systeem van de elementen.

Checken of je de atoomsymbolen al kent? Klik dan hier.

Slide 5 - Slide

Paragraaf 4: Scheiden en ontleden

Slide 6 - Slide

Scheiden en ontleden
Alle stoffen om je heen kun je verdelen in zuivere stoffen en mengsels. Een mengsel kun je scheiden in verschillende zuivere stoffen, bijvoorbeeld door filtreren of destilleren.
Zuivere stoffen kunnen bestaan uit verbindingen (ook wel ontleedbare stoffen) of uit atomen (ook wel niet-ontleedbare 
stoffen). Je kunt een verbinding weer ontleden. 

Zie ook het schema:

Slide 7 - Slide

Aan de slag!
Maken opgave 43 t/m 55

Slide 8 - Slide

Ik heb deze paragraaf gemaakt en ik denk dat ik het wel begrijp
A
Ja
B
Een beetje
C
Nee

Slide 9 - Quiz

Paragraaf 5: Atomen tellen

Slide 10 - Slide

Molecuulformules
De molecuulformule van water ken je, dat is namelijk              .
Dat betekent dat elk molecuul water bestaat uit 2 atomen H (waterstof) en 1 atoom O (zuurstof). Als er geen index (getal) achter staat, dan betekent dat het getal 1. 

H2O

Slide 11 - Slide

Namen van moleculen (1)
Andersom kun je ook werken met een systematische naam, uit die naam kun je altijd de formule afleiden. Een voorbeeld daarvan is koolstof-di-oxide,            . Daarin zit één atoom koolstof (C) en 2 atomen zuurstof (O). Di betekent namelijk 2. Er is ook een telwoord voor 1, namelijk mono. Deze gebruik je alleen bij een tweede atoom, bij het eerste atoom hoeft dit niet. Dit zie je bijvoorbeeld terug bij de stof           , koolstof-mono-oxide.
Let op: Het telwoord staat in de naam voor het atoom, maar in de formule als getal achter het atoom.
CO2
CO

Slide 12 - Slide

Namen van moleculen (2)
Nu je de namen van stoffen kunt opstellen, probeer eens de systematische naam van water te geven:

Van een aantal moleculen zul je de naam uit je hoofd moeten leren. Deze formules staan op blz 91 van je tekstboek. Daar staan een aantal opvallende stoffen tussen, namelijk stikstof, waterstof en zuurstof. Deze kunnen niet als los atoom voor komen, maar zitten altijd met 2 aan elkaar. Je kunt ze onthouden met het volgende ezelsbruggetje:
Claartje Fietst In Haar Onderbroek Naar Brabant

diwaterstofmono-oxide

Slide 13 - Slide

Reactievergelijkingen (1)
  • Nu we de molecuulformules iets beter begrijpen, kunnen we die gebruiken om chemische reacties op te schrijven. Daarvoor begin je altijd met een reactieschema. Bijvoorbeeld voor de ontleding van water:
  • Water --> Waterstof + zuurstof
  • Daarna vervangen we de woorden door formules:
  •              -->           +   
  • Je ziet nu dat we voor en na de pijl dezelfde soorten atomen hebben
H2O
H2
O2

Slide 14 - Slide

Reactievergelijkingen (2)
Een chemische reactie is dus een herverdeling van de atomen die in de stoffen zitten. Dat betekent dat er geen atomen verdwijnen of bij worden gehaald. We moeten er dus voor zorgen dat je voor en na de pijl van elke soort atomen hetzelfde aantal hebt. 

Je kunt de aantallen veranderen door van elke stof het aantal moleculen te veranderen. Je zet er dan een getal voor, dit noemen we de coëfficient. Je mag de formule van het  molecuul zelf nooit veranderen!

Slide 15 - Slide

Reactievergelijkingen (3)
We waren gebleven bij deze reactie: 
Voor de pijl hebben we 2 waterstof-atomen. Na de pijl ook 2. Dit aantal klopt dus. 
Voor de pijl hebben we 1 zuurstofatoom, na de pijl hebben we er 2. Dit klopt niet. We zullen dus voor de pijl meer zuurstof moeten toevoegen:
                  -->             + 
Maar dat betekent dat we ook meer waterstofatomen krijgen. Nu hebben we er voor de pijl 4, en na de pijl 2. Dat moeten we na de pijl aanpassen:
                  -->                +
Nu hebben we van elke soort atomen voor en na de pijl evenveel. Dat hoeft niet te betekenen dat we net zoveel waterstof als zuurstof moeten hebben, dat is namelijk niet nodig.
2H2O
H2
O2
2H2O
2H2
O2

Slide 16 - Slide

Reactievergelijkingen (4)
Probeer nu zelf eens of je dit ook kan. Pak een blaadje en schrijf de volgende reactie op (gebruik eventueel je boek als je de formules even niet meer weet. Maak daarna de aantallen atomen kloppend. Let op, ook nu mag je niet de molecuulformule van de stoffen veranderen!

Methaan wordt ontleedt, er ontstaat koolstof en waterstof.

Antwoord

Slide 17 - Slide

Vind je het nog lastig?
Kijk dan het volgende filmpje, daar wordt het nog een keer uitgelegd:

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Aan de slag!
Maak de opgaven van paragraaf 5, opgave 58 t/m 71

Wil je liever oefenen met het kloppend maken van 
reactievergelijkingen? Dat kan! Je kunt daarvoor 
de vaardigheidstrainer gebruiken op de website 
van het boek:

Liever een andere oefening? Klik hier

Slide 20 - Slide

Ik heb deze paragraaf gemaakt en ik denk dat ik het wel begrijp
A
Ja
B
Een beetje
C
Nee

Slide 21 - Quiz

Hoofdstuk 4 is klaar!
Heb je alles nagekeken?
Weet je zeker dat je alles snapt?

Maak dan nu de Test Jezelf, in je werkboek of digitaal

Slide 22 - Slide