herhaling 4.1 +4.2

H4 nieuwe stoffen maken
4.1 stoffen veranderen
1 / 39
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

H4 nieuwe stoffen maken
4.1 stoffen veranderen

Slide 1 - Slide

wat gaan we doen?
-Uitleg 4.1 + 4.2
-Opgaven 4.1 + 4.2 afmaken

Slide 2 - Slide

Leerdoelen 4.1

  1. Je kunt beschrijven hoe stoffen kunnen veranderen als je ze verhit.
  2. Je kunt een ontledingsreactie en verbrandingsreactie beschrijven als een proces waarbij beginstoffen verdwijnen en reactieproducten ontstaan.
  3. Je kunt een reactieschema opstellen van ontledingsreacties en verbrandingsreacties.
  4. Je kunt de toestandsaanduiding toewijzen aan de beginstoffen en de reactieproducten.

Slide 3 - Slide

uitleg 4.1
stoffen verhitten
wanneer je stoffen verhit kunnen er verschillende veranderingen optreden aan een stof zoals:
- de fase veranderd
- de stof verbrand
- de stof ontleed 
als je een lucifer bij een kaars houd gaat deze branden
zet je er een glas overheen zal de kaars uit gaan
voor verbranding is zuurstof nodig
ontleden is verhitten zonder zuurstof --> er ontstaan wel nieuwe stoffen

Slide 4 - Slide

4.1 Chemische reactie
  • Bij een chemische reactie verdwijnen de beginstoffen en ontstaan er nieuwe reactieproducten.
  • Verbranding en ontledingsreacties zijn chemische reacties.
  • Bij chemische reacties horen reactieverschijnselen zoals rook- en/of gasvorming, kleur-, geur- en/of smaakverandering.

Slide 5 - Slide

welke verandering van een stof is geen chemische reactie?
A
van fase veranderen
B
verbranden
C
ontleden

Slide 6 - Quiz

4.1 Reactieschema's
  • In een reactieschema wordt een reactie weergegeven
  • De stoffen die met elkaar gaan reageren zijn de beginstoffen en staan voor de pijl
  • De stoffen die ontstaan zijn de reactie producten en staan na de pijl
  • Algemeen geldt:                                                                                               beginstoffen -> reactieproducten

Bij ontleding heb je altijd maar één beginstof

Slide 7 - Slide

4.1 Reactieschema's
  • Bij verbranding staat er naast de brandstof ook altijd zuurstof voor de pijl
  • Bij een verbranding heb je dus altijd minstens 2 beginstoffen waarvan 1 altijd zuurstof is
  • Bij het verbranden van aardgas (het brandbare gedeelte van aardgas is methaan) ontstaat er waterdamp en koolstofdioxide

Het reactie schema ziet er dan als volgt uit:
methaan (g) + zuurstof(g) --> water(g) + koolstofdioxide (g)


Slide 8 - Slide

Welke van de
volgende reacties is
een ontledingsreactie?
A
A
B
B
C
C

Slide 9 - Quiz

Welke van de
volgende reacties
is een verbrandingsreactie?
A
A
B
B
C
C

Slide 10 - Quiz

4.1 Reactieverschijnselen
veel stoffen zijn organische stoffen 
bij organische stoffen ontstaat koolstof als je deze ontleed
daarnaast ontstaat ook water en witte rook

papier is ook een organische stof
het reactieschema van de ontleding van papier ziet er als volgt uit:
papier(s) --> koolstof(s) + water(l) + witte rook (g)

Slide 11 - Slide

wel stof ontstaat niet bij de ontleding van organische stoffen
A
koolstof
B
water
C
waterdamp
D
witte rook

Slide 12 - Quiz

Brood is een organische stof. Wanneer je brood gaat ontleden zal er koolstof, water en witte rook ontstaan.
Geef het reactieschema van de ontleding van brood.

Slide 13 - Open question

Bij de verbranding van benzine ontstaat er koolstofdioxide en waterdamp.
Geef het reactieschema van de verbranding van benzine.

Slide 14 - Open question

Hoe kun je een ontledingsreactie herkennen aan het reactieschema?

Slide 15 - Open question

Welke stof staat altijd voor de pijl bij een verbranding?

Slide 16 - Open question

Wat ga je nu doen?
-Lees de theorie van 4.1  
-maken opdrachten 4.1 opdracht 1 t/m 15



Slide 17 - Slide

Deze les
- Atomen en moleculen (4.2)

- Verbindingen en elementen (4.2)

-Symbolen en periodiek systeem der elementen (4.23)

Slide 18 - Slide

Leerdoelen 4.2
Na deze les weten jullie:

  1. Het verschil tussen moleculen en atomen
  2. Het verschil tussen elementen en verbindingen
  3. Hoe jullie de symbolen van een element achterhalen



Slide 19 - Slide

Terugblik 4.1 
De vorige paragraaf hebben we het gehad over verbranding en ontleding. Bijvoorbeeld de ontleding van water.

Water (l) -> waterstof (g) + zuurstof (g)

Maar hoe en waaruit zijn al deze stoffen opgebouwd?


Slide 20 - Slide

Op welke 3 manieren kan een stof worden ontleed?

Slide 21 - Open question

Wat is het verschil tussen een verbranding en een ontleding?

Slide 22 - Open question

4.2 Atomen en moleculen
- Vrijwel alle stoffen zijn opgebouwd uit moleculen.

- Elke stof heeft zijn eigen soort molecuul.

- Een molecuul is het kleinste deeltje van een stof die nog dezelfde stofeigenschappen heeft. 

- Een molecuul is weer opgebouwd uit kleinere deeltjes: Atomen. Dit zijn de kleinste bouwsteentjes in de natuur.

Slide 23 - Slide

4.2 Atomen en moleculen
-Stel we halen water uit elkaar: 1 molecuul water is opgebouwd uit twee atomen waterstof en één atoom zuurstof.








+

Slide 24 - Slide

4.2 Elementen en verbindingen
Behalve over moleculen en atomen, spreken we ook vaak over elementen en verbindingen.

- Elementen zijn stoffen die bestaan uit 1 soort atoom.

- Verbindingen zijn stoffen die bestaan uit 2 of meer soorten atomen.

Slide 25 - Slide

->
+
Element
Verbinding
Water
Waterstof
Zuurstof

Slide 26 - Drag question

4.2 Overzicht
- Water links: Is een molecuul en een verbinding
- Waterstof middenin: Molecuul en element
- Zuurstof rechts: Atoom en element

Slide 27 - Slide

4.2 Het deeltjesmodel
- Alles in de wereld is opgebouwd uit moleculen, en moleculen zijn weer opgebouwd uit atomen.
- Elke stof heeft zijn eigen soort moleculen.
- Er bestaan maar ongeveer 100 verschillende atomen.
- Al deze atomen hebben hun eigen symbool.

Slide 28 - Slide

4.2 Tabel met veel voorkomende elementen
In tabel 1 op pagina 83 staan veel voorkomende elementen.
symbool
naam
symbool
naam
Al
aluminium
H
waterstof
Cu
koper
C
koolstof
Fe
ijzer
N
stikstof
Au
goud
O
zuurstof
Mg
magnesium
S
zwavel

Slide 29 - Slide

Open je boek op bladzijde 83, en koppel de juiste symbool bij de juiste naam
Ijzer
Koolstof
Stikstof
Zuurstof
Waterstof
Calcium
Fe
C
N
O
H
Ca

Slide 30 - Drag question

4.2 Periodiek systeem van de elementen
-Alle verschillende atomen zijn terug te vinden in het periodiek systeem van de elementen.

- In het periodiek systeem vind je de naam, symbool, en nog veel meer informatie terug.

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Wat is een atoom?

Slide 33 - Open question

Hoe noem je een groepje atomen bij elkaar?

Slide 34 - Open question

Wat is een element?

Slide 35 - Open question

Wat is een verbinding?

Slide 36 - Open question

Welk van onderstaande stoffen zijn elementen en welke zijn verbindingen?
Stof 1:        C4H8
Stof 2:       O2
Stof 3:       N2
Stof 4:       CO2
Stof 5:       CaCO3

Slide 37 - Slide

Aan het werk
  • Lees paragraaf 4.1 + 4.2 goed door
  • Maken van 4.1 opgave: 1 t/m 15 + Test Jezelf 4.1 Online
  • Maken van 4.2 opgave: 1 t/m 19 + Test Jezelf 4.2 Online
  • Hoe: eerste 10 min in stilte!
  • Let Op! Voor volgende les moet alles af zijn!

Slide 38 - Slide

Welkom 3HF
Ga zitten volgens het plattegrond!
Neem je laptop voor je (scherm dicht)

Slide 39 - Slide