Wat moet je kennen voor de toets?
Alle lessonups en aantekeningen uit je schrift
1. Hoe je de perfecto maakt (ook de onregelmatige: decir, abrir, poner, escribir, volver,
hacer, morir, romper, ver)
2. De woordjes van deze periode uit achterin de reader (S/N, N/S) :
actividades de verano, el tiempo, geografía, viajar, interrogativos)
3. De regelmatige werkwoorden van de tegenwoordige tijd (herhaling van vorig jaar : -
ar, -er, -ir)
4. De onregelmatige werkwoorden van de tegenwoordige tijd (querer, ser, tener, estar,
ir)
5. Ser, estar & hay (vorm en gebruik - aantekeningen)
6. Aantekeningen van el tiempo
7. Aantekeningen van la comida
Oefeningen die je thuis of in de klas hebt gemaakt
Neem alle oefeningen die je gemaakt hebt nog een keer door