Verschuiving van de Continenten en Plaattektoniek

Verschuiving van de Continenten en Plaattektoniek

Leerdoelen

• Aan het einde van de les kun je de verschillende aardplaten en hun bewegingen beschrijven
• Aan het einde van de les kun je het concept van plaattektoniek en de vorming van geografische kenmerken zoals vulkanen, oceanen en riftzones uitleggen
• Aan het einde van de les kun je de geschiedenis en toekomst van de continentale verschuiving uitleggen

Wat weet je al over de verschuiving van de continenten en plaattektoniek?

Plaattektoniek en aardplaten

• Plaattektoniek: De wetenschappelijke theorie die de grootschalige beweging van zeven grote platen en de bewegingen van een groter aantal kleinere platen van de aardkorst beschrijft
• Pangea: Een supercontinent dat bestond tijdens het late Paleozoïcum en vroege Mesozoïcum, dat bijna alle landmassa's van de aarde omvatte
• Laurasia en Gondwanaland: De twee supercontinenten die ontstonden na het uiteenvallen van Pangea

Geografische kenmerken als gevolg van plaattektoniek

• Riftzone: Een reeks van scheuren in de aardkorst waar nieuwe korst wordt gevormd
• Voorbeelden: Oost-Afrikaanse riftzone, Rode Zee, Ol Doinyo Lengai vulkaan

Geschiedenis van continentale verschuiving

• Vorming van Pangea
• Uiteenvallen in Laurasia en Gondwanaland
• Huidige vorm van de continenten

Toekomstige voorspellingen van continentale verschuiving

• Scheiding van de Somalische plaat van de rest van Afrika

Wat zijn geografische kenmerken als gevolg van plaattektoniek?

1. De wetenschappelijke theorie die de grootschalige beweging van zeven grote platen en de bewegingen van een groter aantal kleinere platen van de aardkorst beschrijft
2. Riftzone: Een reeks van scheuren in de aardkorst waar nieuwe korst wordt gevormd
3. De twee supercontinenten die ontstonden na het uiteenvallen van Pangea
4. Een supercontinent dat bestond tijdens het late Paleozoïcum en vroege Mesozoïcum

Wat was Pangea?

1. Een reeks van scheuren in de aardkorst waar nieuwe korst wordt gevormd
2. Een supercontinent dat bestond tijdens het late Paleozoïcum en vroege Mesozoïcum, dat bijna alle landmassa's van de aarde omvatte
3. De twee supercontinenten die ontstonden na het uiteenvallen van Pangea
4. De wetenschappelijke theorie die de grootschalige beweging van zeven grote platen en de bewegingen van een groter aantal kleinere platen van de aardkorst beschrijft

Wat is plaattektoniek?

1. Een reeks van scheuren in de aardkorst waar nieuwe korst wordt gevormd
2. De twee supercontinenten die ontstonden na het uiteenvallen van Pangea
3. De wetenschappelijke theorie die de grootschalige beweging van zeven grote platen en de bewegingen van een groter aantal kleinere platen van de aardkorst beschrijft
4. Een supercontinent dat bestond tijdens het late Paleozoïcum en vroege Mesozoïcum

Definitielijst

• Plaattektoniek: De wetenschappelijke theorie die de grootschalige beweging van zeven grote platen en de bewegingen van een groter aantal kleinere platen van de aardkorst beschrijft
• Riftzone: Een reeks van scheuren in de aardkorst waar nieuwe korst wordt gevormd
• Pangea: Een supercontinent dat bestond tijdens het late Paleozoïcum en vroege Mesozoïcum, dat bijna alle landmassa's van de aarde omvatte
• Laurasia en Gondwanaland: De twee supercontinenten die ontstonden na het uiteenvallen van Pangea

Wat zijn geografische kenmerken als gevolg van plaattektoniek?

1. De twee supercontinenten die ontstonden na het uiteenvallen van Pangea
2. Een supercontinent dat bestond tijdens het late Paleozoïcum en vroege Mesozoïcum
3. Oost-Afrikaanse riftzone, Rode Zee, Ol Doinyo Lengai vulkaan
4. De wetenschappelijke theorie die de grootschalige beweging van zeven grote platen en de bewegingen van een groter aantal kleinere platen van de aardkorst beschrijft

Wat is een riftzone?

1. De twee supercontinenten die ontstonden na het uiteenvallen van Pangea
2. De wetenschappelijke theorie die de grootschalige beweging van zeven grote platen en de bewegingen van een groter aantal kleinere platen van de aardkorst beschrijft
3. Een supercontinent dat bestond tijdens het late Paleozoïcum en vroege Mesozoïcum, dat bijna alle landmassa's van de aarde omvatte
4. Een reeks van scheuren in de aardkorst waar nieuwe korst wordt gevormd

Wat zijn Laurasia en Gondwanaland?

1. De wetenschappelijke theorie die de grootschalige beweging van zeven grote platen en de bewegingen van een groter aantal kleinere platen van de aardkorst beschrijft
2. De twee supercontinenten die ontstonden na het uiteenvallen van Pangea
3. Een reeks van scheuren in de aardkorst waar nieuwe korst wordt gevormd
4. Een supercontinent dat bestond tijdens het late Paleozoïcum en vroege Mesozoïcum, dat bijna alle landmassa's van de aarde omvatte

Wat is Pangea?

1. Een reeks van scheuren in de aardkorst waar nieuwe korst wordt gevormd
2. De twee supercontinenten die ontstonden na het uiteenvallen van Pangea
3. De wetenschappelijke theorie die de grootschalige beweging van zeven grote platen en de bewegingen van een groter aantal kleinere platen van de aardkorst beschrijft
4. Een supercontinent dat bestond tijdens het late Paleozoïcum en vroege Mesozoïcum, dat bijna alle landmassa's van de aarde omvatte

Wat is plaattektoniek?

1. De twee supercontinenten die ontstonden na het uiteenvallen van Pangea
2. Een reeks van scheuren in de aardkorst waar nieuwe korst wordt gevormd
3. Een supercontinent dat bestond tijdens het late Paleozoïcum en vroege Mesozoïcum
4. De wetenschappelijke theorie die de grootschalige beweging van zeven grote platen en de bewegingen van een groter aantal kleinere platen van de aardkorst beschrijft

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.