Wat voor soort werkwoord?
Is jouw oudste broer naar Zwitserland
verhuisd?
Achter de wolken schijnt de felle zon.
De conciërge heeft ons verse koffie en thee gebracht.
De goochelaar bezorgde de kinderen een leuke middag.
De juf heeft mij een nieuw schrift gegeven.
Zonder die rode bal kunnen we niet voetballen.
We gaan op vakantie met onze nieuwe tent.