This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.
Er zijn verschillende soorten werkwoorden:
1. Zelfstandig werkwoord (zww)
- Belangrijkste werkwoord in de zin
- Heb je maar één werkwoord? Dan is dit sowieso een zww.
- Heb je meerdere werkwoorden? Dan is vaak het laatste werkwoord van de zin het zww.
2. Hulpwerkwoord (hww)
Heb je meer werkwoorden in de zin? Dan is er één werkwoord het zww en zijn alle andere werkwoorden het hww.
Zegt iets over een ander woord dan het zelfstandig naamwoord. Bijvoorbeeld een:
- Werkwoord
- Ander bijwoord
- Bijvoeglijk naamwoord
- Zij is een heel aardige vrouw.
- Zij woont in het huis hiernaast.
- Zij zaten allemaal buiten.
- Misschien doe ik het.