2-3 voltooid en onvoltooid deelwoord

Welkom!

timer
10:00
Ga rustig zitten, pak je leesboek en start met lezen!
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!

timer
10:00
Ga rustig zitten, pak je leesboek en start met lezen!

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?

  • 10 minuten lezen
  • Uitleg werkwoordspelling: voltooid en onvoltooid deelwoord
  • Aan de slag!
  • Afsluiting 

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet je wat een voltooid en onvoltooid deelwoord is en hoe je dit moet spellen.
  • weet je wat een bijvoeglijk gebruikt deelwoord is en                      hoe je dit moet spellen

Slide 3 - Slide

Stappenplan werkwoordspelling
  1. Is het een samengestelde of enkelvoudige zin?
  2. Welke vorm van het werkwoord?
  3. Welke regel hoort er bij die vorm?


Slide 4 - Slide

Stappenplan werkwoordspelling
  1. Is het een samengestelde of enkelvoudige zin?
  2. Welke vorm van het werkwoord?
  3. Welke regel hoort er bij die vorm?

Let op: is de persoonvorm enkelvoud of meervoud?
In welke tijd staat de zin?

Slide 5 - Slide

Welke vorm van het werkwoord?
  • persoonvorm (tt - vt - gw)
  • voltooid deelwoord - onvoltooid deelwoord
  • hele werkwoord (infinitief)
  • bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord (bijvoeglijk naamwoord)

Slide 6 - Slide

Welke vorm?
  • Zoek alle werkwoorden uit de zin.
  • Bepaal of je met één of twee gezegdes te maken hebt.
  • Stel de persoonsvorm(en) vast.
  • Stel vast met elke andere vormen van het werkwoord je te maken hebt.

Slide 7 - Slide

Herhaling: persoonvorm
Persoonvorm vastgesteld --> en dan?
  • vorm: vt - tt - gw 


Slide 8 - Slide

PVTT
Ik-vorm
  • ik loop, loop ik, loop jij/je

Ik-vorm +t       
  • jij loopt, hij loopt, zij loopt

Hele werkwoord 
  • wij lopen, jullie lopen, zij lopen

Slide 9 - Slide

PVVT
Als de pv in de verleden tijd staat, wat is dan de volgende stap?
  • sterk of zwak werkwoord

Slide 10 - Slide

Lopen
A
sterk werkwoord
B
zwak werkwoord

Slide 11 - Quiz

Plagen
A
sterk werkwoord
B
zwak werkwoord

Slide 12 - Quiz

PVVT
Zwak werkwoord: klank verandert niet als je het vervoegt.

Sterk werkwoord: klank verandert als je het vervoegt.
--> Regel: schrijf op wat je hoort, zo kort mogelijk.

Slide 13 - Slide

Zwak werkwoord vervoegen
  • enkelvoud: ik-vorm tt + de of te
  • meervoud: ik-vorm tt + den of ten

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Welke vorm van het werkwoord?
  • persoonvorm (tt - vt - gw)
  • voltooid deelwoord - onvoltooid deelwoord
  • hele werkwoord (infinitief)
  • bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord (bijvoeglijk naamwoord)

Slide 16 - Slide

Voltooid deelwoord (vd)
  • Altijd met hulpwerkwoorden zijn/worden of hebben.

Slide 17 - Slide

Voltooid deelwoord (vd)
  • Altijd met hulpwerkwoorden zijn/worden of hebben

Sterke werkwoord eindigt op -en (kijken - gekeken, stelen - gestolen)
  • Ik ben gevallen

Zwakke werkwoord eindigt op -d of -t 
  • Ik word geschopt
  • Ik heb gespaard

Slide 18 - Slide

Voltooid deelwoord (vd)
  • Altijd met hulpwerkwoorden zijn/worden of hebben.

  • Ik ben gevallen
  • Ik word geschopt
  • Ik heb gespaard                       --> opschrijven wat je hoort

  • Bij t-klank langer maken (geschopte, gespaarde  of 't ex-kofschip)

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Onvoltooid deelwoord (od)
Zingend kwam ik het klaslokaal binnen.
  • Je herkent een od als er nog iets aan de gang is.
  • Je kunt er terwijl van maken
  • infinitief + d
  • huilend, roepend, schreeuwend, lachend

  • Terwijl hij huilde, terwijl hij riep

Slide 21 - Slide

Welke vorm van het werkwoord?
  • persoonvorm (tt - vt - gw)
  • voltooid deelwoord - onvoltooid deelwoord
  • hele werkwoord (infinitief)
  • bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord (bijvoeglijk naamwoord)

Slide 22 - Slide

Het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
Van voltooide en onvoltooide deelwoorden kun je een bijvoeglijk naamwoord (bn) maken: een gelopen race; een lopend vuurtje.

Slide 23 - Slide

Het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
  • Is eigenlijk een bijvoeglijk naamwoord.
  • Het zegt dus iets over een zelfstandig naamwoord.
  • Het stamt af van een voltooid deelwoord.

  • De verotte bladeren.             (de bladeren zijn verrot)
  • Het geslepen  mes.                (het mes is geslepen)
  • De geschilderde ramen.      (de ramen zijn geschilderd)

Slide 24 - Slide

Eindigt het vd op -en?
De boom is gevallen.

Bij bijv.gebr.vd ook -en
de gevallen boom

Slide 25 - Slide

Eindigt het vd op -en?
De boom is gevallen.

Bij bijv.gebr.vd ook -en
de gevallen boom
Eindigt het vd op d of t?
Het is gebruikt.
De weg is verbreed.

Bij bijv.gebr.vd: -e
Het gebruikte boek.
De verbrede weg.

Slide 26 - Slide

Het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
Spel het bijvoeglijk naamwoord zo kort en eenvoudig mogelijk.
Behalve als je het dan verkeerd uitspreekt.

Het bekladde behang.

Slide 27 - Slide

Stappenplan werkwoordspelling
  1. Is het een samengestelde of enkelvoudige zin?
  2. Welke vorm van het werkwoord?
  3. Welke regel hoort er bij die vorm?

Let op: is de persoonvorm enkelvoud of meervoud?
In welke tijd staat de zin?

Slide 28 - Slide

sterk

Slide 29 - Slide

Aan de slag!
Wat? maken De Brug opdr. 4
Hoe? zelfstandig (zachtjes overleggen met buurman of -vrouw)
Hulp? buurman of -vrouw, docent
Tijd? dit lesuur
Uitkomst? nakijken
Klaar? spelling H3 (lastige werkwoordsvormen)
              lezen

Slide 30 - Slide

Afsluiting 
Aan het eind van deze les...

  • weet je wat een voltooid en onvoltooid deelwoord is en hoe je dit moet spellen.
  • weet je wat een bijvoeglijk gebruikt deelwoord is en                      hoe je dit moet spellen

Slide 31 - Slide