leesvaardigheid les 1

 week 5                                        b1f 
di 2 feb: toets grammatica
do 4 feb: start leesvaardigheid: tekstdoelen
vr 5 feb: toets nabespreken/fictievrijdag
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

 week 5                                        b1f 
di 2 feb: toets grammatica
do 4 feb: start leesvaardigheid: tekstdoelen
vr 5 feb: toets nabespreken/fictievrijdag

Slide 1 - Slide

leesvaardigheid 
leesdoel
tekstdoelen
tekstsoorten en tekstvormen
publiek

Slide 2 - Slide

leesdoel
als lezer kun je verschillende redenen/doelen hebben om iets te lezen​





*je wil informatie opzoeken over een woord dat je niet kent​

*je zit in een groepsapp of je moeder appt je​

*je wil weten welke telefoon je moet kopen​

*je wil weten hoe laat de trein vertrekt​

*omdat een artikel of stripje je grappig lijkt​

*je wil een boek uitkiezen om te lezen voor school​

*je bent benieuwd naar het verhaal in het boek
*je wil weten of je mascara is getest op dieren

Slide 3 - Slide

Met welk doel heb jij vandaag teksten gelezen?

Slide 4 - Mind map

 week 6                                        b1f 
di 9 feb: leesvaardigheid tekstsoorten/tekstvormen
do 11 feb: leesvaardigheid publiek
vr 12 feb: fictievrijdag

Slide 5 - Slide

tekstdoel
Een schrijver kent de verschillende redenen/doelen die mensen hebben om te lezen 
en past daar zijn tekst op aan. 

Hij schrijft een tekst met één van de onderstaande 5 tekstdoelen in gedachten:​





*informeren​

*amuseren​

*uitleg geven​

*overtuigen​

*overhalen

Slide 6 - Slide

informeren
  • Je leest feiten.
  • Er staat geen mening in.
  • Bijvoorbeeld: krantenbericht, schoolboek of een handleiding.

Slide 7 - Slide

amuseren
  • Teksten die geschreven zijn ter vermaak, voor je plezier dus. Bijvoorbeeld om te ontspannen.
  • Bijvoorbeeld: strip, verhaal, mop.

Slide 8 - Slide

uitleg geven
  • Een tekst die geschreven is om iets uit te leggen.
  • Bijvoorbeeld: recept, stappenplan hoe je een kast van Ikea in elkaar moet zetten.

Slide 9 - Slide

overtuigen
  • Je leest de mening van de schrijver.
  • Bijvoorbeeld: recensie, betoog, ingezonden brief in een krant.

Slide 10 - Slide

overhalen
  • Je wordt aangespoord om iets te kopen of om bijvoorbeeld ergens naartoe te gaan.
  • Bijvoorbeeld: advertentie, filmposter, verkiezingsaffiche.

Slide 11 - Slide

tekstdoelen

Slide 12 - Slide

Welk tekstdoel past bij een strip?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Amuseren
D
Overhalen

Slide 13 - Quiz

Welk tekstdoel past bij een recept?
A
Informeren
B
Overhalen
C
Uitleg geven
D
Amuseren

Slide 14 - Quiz

Welk tekstdoel past bij een schoolboek?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Overhalen
D
Amuseren

Slide 15 - Quiz

Welk tekstdoel past bij een betoog?
A
Amuseren
B
Overhalen
C
Uitleg geven
D
Overtuigen

Slide 16 - Quiz

voorbeelden bij tekstsoorten

Slide 17 - Slide

Welke tekstsoort hoort hierbij?

Ik geef uitleg over een onderwerp.
A
Betogende tekst
B
Uiteenzettende tekst
C
Informerende tekst
D
Amuserende tekst

Slide 18 - Quiz

bekijk het plaatje; op de volgende dia krijg je er een vraag over

Slide 19 - Slide

Wat is het tekstdoel van de vorige tekst?

Slide 20 - Open question

Wat is de tekstvorm?
A
Reclame
B
Folder
C
Brief
D
Recensie

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide