Woordenschat H 1, 2, 3

TOETS WOORDENSCHAT





op

maandag 4 december 2017


1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

TOETS WOORDENSCHAT





op

maandag 4 december 2017


Slide 1 - Slide

maandag

H1   WOORDENSCHAT   (blz. 21)


vergelijking / metafoor / personificatie

metafoor in werkwoord

Slide 2 - Slide

 beeldspraak

In hoofdstuk 1 werd beeldspraak behandeld. 

Beeldspraak is taalgebruik wat niet letterlijk bedoeld is.

Alle spreekwoorden zijn dus metaforen!



Vandaag herhaal je de theorie, zodat je weer goed weet waar beeldspraak over gaat.







Slide 3 - Slide

opdracht 1 - hoe en wat
In de theorie op blz. 21 zie je een aantal belangrijke begrippen dikgedrukt: vergelijking, metafoor (in werkwoord), personificatie

Werk in tweetallen.
Maak  een poster op A4 formaat waarop je deze begrippen duidelijk maakt.


Slide 4 - Slide

Opdracht 2 - check
Op de volgende dia's staan 8 quizvragen met een vorm van beeldspraak. Zoek de beeldspraak op en geef aan of het om een vergelijking, een metafoor (in werkwoord) of een personificatie gaat. 

Slide 5 - Slide

1. De auto's in de file bij Hedel kropen met nog maar een paar kilometer
per uur voort.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personficiatie
D
metafoor in werkwoord

Slide 6 - Quiz

2. Die stratenmaker heeft een paar handen als kolenschoppen.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metafoor in werkwoord

Slide 7 - Quiz

3. De kamers in de jeugdherberg leken wel een soort isoleercel.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metafoor in werkwoord

Slide 8 - Quiz

4. Wat een zwijnenstal is het hier, zeg!
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metafoor in werkwoord

Slide 9 - Quiz

5. De auto kwam hoestend en proestend op gang.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metafoor in werkwoord

Slide 10 - Quiz

Eindelijk bereikte de wielrenner de voet van de Mont Ventoux
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metafoor in werkwoord

Slide 11 - Quiz

7. Achter de wuivende duinlijn stoeien de wind en de wilde zee.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metafoor in werkwoord

Slide 12 - Quiz

8. De vijand kwam als een dief in de nacht.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metafoor in werkwoord

Slide 13 - Quiz

dinsdag

H2   WOORDENSCHAT   (blz. 64)


metoniemen

Slide 14 - Slide

opdracht 1  - toepassen


Werk in tweetallen

Onder aan blz. 64 staan acht soorten metoniemen.

Bedenk bij elk metoniem drie voorbeeldzinnen (die niet in je lesboek staan).

Schrijf deze in je schrift.

Slide 15 - Slide

Vul jullie beste zin in bij:

Slide 16 - Slide

deel i.p.v. geheel
timer
0:30

Slide 17 - Open question

plaats/ruimte i.p.v. degenen die zich daar bevinden
timer
0:30

Slide 18 - Open question

eigenschap / kenmerk van iemand i.p.v. die persoon
timer
0:30

Slide 19 - Open question

voorwerp i.p.v. de inhoud
timer
0:30

Slide 20 - Open question

aardrijkskundige naam i.p.v.
product uit die plaats/streek
timer
0:30

Slide 21 - Open question

materiaal i.p.v. voorwerp wat
daarvan gemaakt is
timer
0:30

Slide 22 - Open question

producent / maker i.p.v.
het product
timer
0:30

Slide 23 - Open question

geheel i.p.v. deel
timer
0:30

Slide 24 - Open question

woensdag

H3 WOORDENSCHAT (blz. 109)


hyperbool / understatement / eufemisme

Slide 25 - Slide


Kies bij de volgende vraag steeds:

juist    of    onjuist

Slide 26 - Slide

De honden uit de buurt doen hun behoeft bij mij voor de deur.
= eufemisme
A
juist
B
onjuist

Slide 27 - Quiz

Ik schaam me dood voor die grapjes van mijn vader.
= hyperbool
A
juist
B
onjuist

Slide 28 - Quiz

Je mag hier op school ook helemaal nooit iets, niet eens roken.
= understatement
A
juist
B
onjuist

Slide 29 - Quiz

De vrouw van president Trump heeft een paar kerstbomen in het Witte Huis geplaatst, 53 om precies te zijn.
= eufemisme
A
juist
B
onjuist

Slide 30 - Quiz

Vannacht hadden we ongewenst bezoek, er is ingebroken via het wc-raam
= hyperbool
A
juist
B
onjuist

Slide 31 - Quiz

In 1953 had Zeeland wat wateroverlast.

= understatement
A
juist
B
onjuist

Slide 32 - Quiz

 !!! VEEL SUCCES !!!
BIJ DE VOORBEREIDING VAN DE TOETS

Slide 33 - Slide