schrijfopdracht

Unit
Nederland waterland
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 6

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Unit
Nederland waterland

Slide 1 - Slide

inquiry question

Aan het einde van de les:

- weet je wat een feit is

- weet je wat een mening is

- weet je wat een argument is

Slide 2 - Slide

Bronnen beoordelen op betrouwbaarheid

Slide 3 - Slide

Hoe doe je dat?
  • Waar is de content gepubliceerd
  • Wat voor website? Wat is het doel? Informeren, overtuigen, vermaken, verkopen, uitleggen.
  • Wie? Expert?
  • Wat is het standpunt?
  • Publicatiedatum?
  • 3 bronnen vergelijken 

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

FEIT

- Uitspraak over iets wat waar of onwaar is


Controleerbaar

Je kunt altijd controleren of een feitenuitspraak waar of niet waar is

Slide 6 - Slide

MENING (STANDPUNT)

- Wat iemand ergens van vindt


Niet controleerbaar

Je kunt het eens of oneens zijn

Slide 7 - Slide

ARGUMENT

- Reden: waarom je iets vindt



Als je een mening hebt over iets, dan moet je altijd één of meerdere argumenten noemen:
   - Ik vind dit zo, omdat……….
   - Ik vind dit zus, want……..

 (want en omdat zijn signaalwoorden)

Slide 8 - Slide

Staat hier een feit, mening of argument?

Nederlands is het leukste vak op school.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 9 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Ik vind 'The Cell' een spannende film.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 10 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Morgen moet ik naar de tandarts.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 11 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Als je te laat bent, dan moet je je melden.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 12 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Ik vind het raar om docenten aan te spreken met u.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 13 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Jesse Klaver moet de nieuwe minister president worden.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 14 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Omdat hij goede standpunten heeft.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 15 - Quiz

Informatie uit bronnen verwerken
  • Maak deelvragen die in je tekst beantwoord gaan worden (5W+H).
  • Verzamel per deelvraag alle bronnen. 
  • Bepaal per bron wat de verschillende kernwoorden/-zinnen zijn in de tekst.
  • Schrijf het antwoord op de deelvragen in eigen woorden op. 
  • Bepaal of informatie verduidelijkt moet worden bijvoorbeeld met een afbeelding of een tabel. 

Slide 16 - Slide

Oefenen met tekst
Wat voor soort tekst is dit?

Slide 17 - Slide

Parafraseren (rephrase in your own words)

  • Doel: kerngedachte zelf formuleren van een stuk tekst.
  • Zorg ervoor dat het geparafraseerde stuk zowel in stijl en inhoudelijk goed aansluit bij de rest van de tekst.
  • De tekst is in andere woorden uitgedrukt.
  • De betekenis van de tekst is niet veranderd.
  • De bron is correct vermeld

Slide 18 - Slide

Bronnen zoeken
Werk aan je schrijfopdracht

Slide 19 - Slide

Game the hot seat
2 students sit in front of the class. Behind them on the screen is a word in Dutch. Every student gets clues from their team to guess the word behind them. The first one to guess right wins.

Slide 20 - Slide

Regels (rules)
How do you help to guess the word?
-give a description 
-what do you use it for?
-decribe properties
-categorize
-synonym
-do NOT translate the meaning in English

Slide 21 - Slide