This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Naut thema 3 les 3
Slide 1 - Slide
Wat weet je nog van de vorige les?
Slide 2 - Mind map
Herhaling
Beslisschema: Een beslisschema van een computer of een robot laat zien wat er bij elke keuze gebeurt. Een computer berekent alle mogelijke keuzes van tevoren uit. Dit doet en computer binnen een paar seconden.
Daarom heb je bijna geen kans om het tegen een computer op te nemen tijdens een spel.
Slide 3 - Slide
Herhaling
Sensor: Is een elektronisch apparaatje wat kan zien, horen, ruiken of voelen. Denk bijv. aan de thermostaat thuis, als je hem ingesteld hebt op minimaal 15 graden. Dan gaat de verwarming aan als het onder de 15 graden komt.
Slide 4 - Slide
Herhaling
Robot: Reageert zelfstandig op zijn omgeving. Is gemaakt voor het zware, vuile, saai en gevaarlijke werk.
Analyse: Je splits het probleem op in kleinere problemen. Zo kun je het probleem van alle kanten bekijken.
Slide 5 - Slide
Herhaling
Programma van eisen: Wat moet een robot allemaal kunnen om het probleem aan te pakken.
Bijv. bij stofzuigen moet een robot het stof/vuil herkennen, overal bij kunnen in hoekjes etc., zichzelf kunnen legen, weten wanneer de zak met stof vol is etc.
Slide 6 - Slide
Uitleg les 3
Processor: In een processor wordt de informatie verwerkt die van de sensoren komt.
Je kunt het vergelijken met de hersenen van mensen / dieren.
Een onderdeel dat de besturing van een apparaat regelt
Slide 7 - Slide
processor
Slide 8 - Slide
Uitleg les 3
Robotarm: Een robot die werkt als de arm van een mens.
Stangen en buizen vormen de botten.
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Video
Uitleg les 3
Evalueren: Dan ga je kijken of je het doel bereikt hebt.
Je kijkt naar de resultaten.
Slide 11 - Slide
Wat is een robotarm?
Slide 12 - Open question
Hoe noem je de robothersenen?
A
Processor
B
Sensoren
C
Computer
D
Beslisschema
Slide 13 - Quiz
Wat is evalueren?
A
kijken of je ontwerp mooi is
B
programma van eisen opstellen
C
analyseren waar het probleem zit
D
toetsen of je ontwerp werkt
Slide 14 - Quiz
Hoe kun je ervoor zorgen dat een robot een kat kan herkennen?
A
heel vaak het gemiauw van een kat laten horen
B
filmpjes van katten in de hersenen programmeren
C
heel vaak kat, kat, kat zeggen
D
een kat nadoen
Slide 15 - Quiz
Wat hoeft een robot niet te kunnen bij het inpakken van eieren?
A
De robot moet het ei zien
B
De robot moet het ei voelen en vastpakken
C
De robot moet weten hoe groot het ei is.
D
Hij moet weten hoe zwaar het ei is.
Slide 16 - Quiz
Welke 2 dingen kunnen mensen beter dan een robot?
A
rekenen
schaken
B
rekenen
praten
C
bewegen
praten
D
schaken
bewegen
Slide 17 - Quiz
Sturen mensenhersenen spieren sneller aan dan een processor die de motoren aanstuurt?