01: El sustantivo y los artículos

Español A1/A2 
1 / 34
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Español A1/A2 

Slide 1 - Slide

En la clase de hoy: 
El sustantivo y los artículos

Slide 2 - Slide

Objetivos de la clase
Al final de la clase...

- kun je  uitleggen waaraan je kunt zien of een woord mannelijk of vrouwelijk is in het Spaans. 
- kun je het zelfstandig naamwoord in het meer- en enkelvoud zetten.
- weet je wanneer je welk lidwoord gebruikt.
- kun je van 0 tot 10 (en misschien wel tot 20!) tellen.

Slide 3 - Slide

La semana que viene...
Komt er in het rooster een toets voor Spaans te staan.


Getoetst wordt: de lesstof van vandaag (les 2)
Deels vragen uit de reader

Slide 4 - Slide

Pronunciación
  1. Yo tengo un hermano y dos hermanas.
  2.  Mi madre es una mujer pequeña y tiene ojos azules.
  3. Yo tengo el pelo rizado y yo llevo gafas.
  4. Los hermanos de mi padre son mis tíos, ellos son viejos.
  5. Mi novio es un chico muy guapo.
  6. La pareja tiene muchos animales, cuatro perros y seis gatos.
  7. Mi hermano y yo somos los nietos de mis abuelos.

Slide 5 - Slide

¡Repasamos la clase anterior!
Repasar el vocabulario

Slide 6 - Slide

El sustantivo
Het zelfstandig naamwoord, wat is dat?

Slide 7 - Slide

Het Spaans kent twee soorten zelfstandige naamwoorden:

Mannelijk
El libro
El restaurante
El hotel
El problema
El equipaje
El amor

Aan welke uitgangen kun je dit zien?

Vrouwelijk
La casa
La estación
La ciudad
La pared
La libertad

Slide 8 - Slide


Mannelijke woorden eindigen op:

 
-O:     EL libro
 -L:     EL hotel
 -AJE:     EL equipaje
 -OR:     EL amor
-MA:    EL problema
- E:    EL restaurante

Vrouwelijke woorden eindigen op:


-A:     LA casa
-CIÓN:    LA estación
-DAD:    LA ciudad
-TAD:    LA libertad
 -ED:    LA pared


Slide 9 - Slide

¿Masculino o femenino?
¿Son las palabras masculino (derecha) o femenino (izquierda)

Slide 10 - Slide

Plato
(bord/gerecht)

Slide 11 - Slide

Carpeta
(kleed)

Slide 12 - Slide

Serpiente
(slang)

Slide 13 - Slide

Borrador
(gum)

Slide 14 - Slide

Canción
(lied)

Slide 15 - Slide

Fútbol
(voetbal)

Slide 16 - Slide

Problema
(probleem)

Slide 17 - Slide

Leemos un texto
En parejas: 
¿Son las palabras subrayadas femeninas o masculinas?

Slide 18 - Slide

Mi nueva casa
Mi nueva casa está en una calle ancha que tiene un árbol. El piso de arriba de mi casa tiene un dormitorio y un despacho para trabajar. El piso de abajo tiene una cocina muy grande, un comedor con una mesa y una silla, un salón con una sofá verde, una televisión y una cortina. Además, tiene una pequeña terraza con piscina donde puedo tomar el sol en verano.

Slide 19 - Slide

Plural (meervoud)
Als je een Spaans woord in het meervoud zet. komt er 's' of 'es' bij.
  • Eindigt een zelfstandig naamwoord op een klinker (A/E/O/U/I)?    +s
  • Eindigt een zelfstandig naamwoord niet op een klinker?               +es
  • Eindigt een zelfstandig naamwoord op  'z'? Dan wordt het een 'c'

CASA    -> CASAS                                 HOTEL      -> HOTELES
LIBRO    -> LIBROS                               MES        -> MESES
FELIZ    -> FELICES                              PEZ           -> PECES

Slide 20 - Slide

Practicamos un poco:
gato > ...
juez > ...
mesa > ...
bolígrafo > ...
mujer > ...
reloj > ...
piña > ...

Slide 21 - Slide


Nederlands:
Bepaalde lidwoorden
DE & HET


Spaans:
EL
& LA
LOS & LAS

Nederlands:
Onbepaalde lidwoorden
EEN


Spaans:
UN & UNA
UNOS & UNAS

Slide 22 - Slide

EL = mannelijk enkelvoud
EL libro (het boek)

LA = vrouwelijk enkelvoud
LA casa (het huis)

LOS = mannelijk meervoud
LOS libros (de boeken)

LAS = vrouwelijk meervoud
LAS casas (de huizen)

UN = mannelijk enkelvoud
UN libro (een boek)

UNA = vrouwelijk enkelvoud
UNA casa (een huis)

UNOS = mannelijk meervoud
UNOS libros (een aantal boeken)

UNAS = vrouwelijk meervoud
UNAS casas (een aantal huizen)

Slide 23 - Slide

Mannelijke & vrouwelijke lidwoorden (Los artículos)


Slide 24 - Slide

Plaats de zelfstandige naamwoorden bij het juiste lidwoord.
la
los
las
el
profesora
música
mesa
libro
bolígrafos
carpetas
alumnos
sillas
pizarras
borrador

Slide 25 - Drag question

Plaats de zelfstandige naamwoorden bij het juiste lidwoord.
una
unos
unas
un
chico
carpeta
diccionarios
amigo
bolígrafos
sillas
alumno
chicas
tijeras
camping

Slide 26 - Drag question

Ahora:
ejercicio 2.1 + 2.3 (página 15 + 18)

Slide 27 - Slide

Los números:
¿Quién puede contar hasta 10?

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video

¿Puedes decir tu número de estudiante en español?

Slide 30 - Slide

Ahora: ¡de diez a veinte!

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Objetivos de la clase
Al final de la clase...

- kun je  uitleggen waaraan je kunt zien of een woord mannelijk of vrouwelijk is in het Spaans. 
- kun je het zelfstandig naamwoord in het meer- en enkelvoud zetten.
- weet je wanneer je welk lidwoord gebruikt.
- kun je van 0 tot 10 (en misschien wel tot 20!) tellen.

Slide 33 - Slide

Los deberes:
Seguir con Duolingo
Todos los ejercicios de clase 2 (les 2) en el reader

Slide 34 - Slide