1tha, Werkwoordspelling, onregelmatige werkwoorden en ww tijden- vormen

Welkom!
Je legt je spullen voor de les klaar:
-leesboek
-lesboek, schrift + pen;
-laptop (dicht);
en gaat rustig zitten.

timer
2:30
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom!
Je legt je spullen voor de les klaar:
-leesboek
-lesboek, schrift + pen;
-laptop (dicht);
en gaat rustig zitten.

timer
2:30

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Lezen + boekpraat
  • Lesdoelen
  • Uitleg: onregelmatige werkwoorden,
  • werkwoordsvormen en -tijden
  • Zelfstandig werken
  • Huiswerk
  • Evaluatie les

Slide 2 - Slide

timer
8:00

Slide 3 - Slide

#boekpraat
*Wat is de titel en de schrijver van je boek?

*Ken je andere verhalen die hierop lijken?

*Wat zou jij de schrijver als tip willen geven? 

Slide 4 - Slide

Lesdoel

Je leert onregelmatige werkwoorden te spellen.

Je leert werkwoordsvormen en werkwoordstijden herkennen en gebruiken.

Slide 5 - Slide

Onregelmatige werkwoorden
Het Nederlands heeft vijf veelgebruikte werkwoorden met afwijkende werkwoordsvormen. Je schrijft die woorden niet helemaal volgens de regels voor de werkwoordspelling die je tot nu toe hebt geleerd.

Deze onregelmatige werkwoorden zijn: zijn, hebben, willen, kunnen en zullen.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Link

Zelfstandig werken th
Je werkt online of uit je lesboek en schrift :
som/leermiddelen/Nederlands/ cursus 7 spelling/ Onregelmatige werkwoorden 
th: $13 blz. 248, opdracht 1 t/m 5, klaar? $2, blz. 230
Schema ww spelling:
th: blz. 278

timer
25:00

Slide 9 - Slide

Uitleg werkwoordsvormen 

Je hebt geleerd dat een werkwoord verschillende vormen kan hebben en hoe je die verschillende werkwoordsvormen moet spellen. 

persoonsvorm verleden tijd (pvvt): fietste, fietsten;
voltooid deelwoord (vd): gefietst;
onvoltooid deelwoord (od): fietsend.




Slide 10 - Slide

Uitleg werkwoordsvormen 
Een overzicht:

infinitief (inf): fietsen;
persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt): (ik) fiets, (jij/hij/zij) fietst, (wij/jullie/zij) fietsen;
persoonsvorm verleden tijd (pvvt): fietste, fietsten;
voltooid deelwoord (vd): gefietst;
onvoltooid deelwoord (od): fietsend.




Slide 11 - Slide

Uitleg werkwoordsvormen
Een overzicht:


voltooid deelwoord (vd): gefietst;
onvoltooid deelwoord (od): fietsend.




Slide 12 - Slide

Werkwoordstijden
Er zijn verschillende werkwoordstijden:

*onvoltooid tegenwoordige tijd (ott):
Imke kijkt naar het journaal.
Siem arriveert op tijd.
*onvoltooid verleden tijd (ovt):
Imke keek naar het journaal.

Slide 13 - Slide

Werkwoordstijden

Er zijn verschillende werkwoordstijden:
*voltooid tegenwoordige tijd (vtt):
Imke heeft naar het journaal gekeken.
Siem is op tijd gearriveerd.

*voltooid verleden tijd (vvt):
Imke had naar het journaal gekeken.
Siem was op tijd gearriveerd.



Slide 14 - Slide

Werkwoordstijden
In de voltooide tijd is de persoonsvorm een vorm van het werkwoord hebben of zijn. Verderop in de zin staat dan vaak (maar niet altijd) een voltooid deelwoord, maar niet altijd: ook zinnen met bijvoorbeeld heeft moeten nablijven, hadden willen komen en was gaan wandelen staan in de voltooide tijd.

Slide 15 - Slide

Zelfstandig werken
Je werkt online of uit je lesboek en schrift :
som/leermiddelen/Nederlands/ cursus 7 spelling/ 
th: $13 Onregelmatige werkwoorden, blz. 248, opdracht 1 t/m 5, 
ha: $11 werkwoordsvormen en tijden, blz. 260, opdracht 1 t/m 6
Schema ww spelling:
th: blz. 278
ha: blz. 290
timer
25:00

Slide 16 - Slide

Evaluatie
*Wat heb je geleerd deze les?

*Wie heeft er nog een vraag?
Je kunt altijd extra oefenen via www.cambiumned.nl / werkwoordspelling

Slide 17 - Slide