Wk 8 - Spelling en taal

VH1 - Nederlands
Spelling
Mevrouw Giesen
timer
10:00
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

VH1 - Nederlands
Spelling
Mevrouw Giesen
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Agenda 
  • Terugblik vorige week
  • Leerdoelen
  • Wat zijn werkwoordsvormen?
  • Wat zijn werkwoordstijden?
  • Quiz/Spel
  • Zelfstandig werken
  • De laatste vragen/Afsluiting

Slide 2 - Slide

Terugblik vorige week
Meervouden
Verkleinwoorden

Slide 3 - Slide

Leerdoelen
  • Ik weet welke werkwoordsvormen er zijn.
  • Ik weet welke werkwoordstijden er zijn.

Slide 4 - Slide

Werkwoordsvormen

Slide 5 - Mind map

Welke werkwoordsvormen zijn er?
  • infinitief (inf): fietsen;
  • persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt): (ik) fiets, (jij/hij/zij) fietst, (wij/jullie/zij) fietsen;
  • persoonsvorm verleden tijd (pvvt): fietste, fietsten;
  • voltooid deelwoord (vd): gefietst;
  • onvoltooid deelwoord (od): fietsend

Slide 6 - Slide

Welke werkwoordstijden zijn er?
  • onvoltooid tegenwoordige tijd (ott): Imke kijkt naar het journaal. Siem arriveert op tijd.
  • onvoltooid verleden tijd (ovt): Imke keek naar het journaal. Siem arriveerde op tijd.
  • voltooid tegenwoordige tijd (vtt): Imke heeft naar het journaal gekeken. Siem is op tijd gearriveerd.
  • voltooid verleden tijd (vvt): Imke had naar het journaal gekeken. Siem was op tijd gearriveerd.

Slide 7 - Slide

Werkwoordstijden
In de voltooide tijd is de persoonsvorm een vorm van het werkwoord hebben of zijn. Verderop in de zin staat dan vaak (maar niet altijd) een voltooid deelwoord, maar niet altijd: ook zinnen met bijvoorbeeld heeft moeten nablijven, hadden willen komen en was gaan wandelen staan in de voltooide tijd.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Link

Slide 11 - Link

Zelfstandig aan de slag
  • Ga via Magister ->  Nieuw Nederlands online
  • Er staat een geplande taak voor je klaar!

Slide 12 - Slide

Leerdoelen
  • Ik weet welke werkwoordsvormen er zijn.
  • Ik weet welke werkwoordstijden er zijn.

Slide 13 - Slide

De laatste vragen
Welke werkwoordsvorm is dit?
In welke werkwoordstijd staat deze zin?
Vandaag is de jongen voor de derde keer te laat GEKOMEN.

Slide 14 - Slide

VH1 - Nederlands
Bedankt voor jullie aandacht vandaag!

Slide 15 - Slide

VH1 - Nederlands
Mevrouw Giesen
Spelling


timer
10:00

Slide 16 - Slide

Agenda
  • Terugblik vorige les
  • Leerdoelen
  • Wat is een verkleinwoord?
  • Hoe maak je een verkleinwoord?
  • Oefenen in de klas
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting

Slide 17 - Slide

Leerdoelen
  • Ik weet wat een verkleinwoord is.
  • Ik weet hoe ik een verkleinwoord kan maken.

Slide 18 - Slide

Verkleinwoorden

Slide 19 - Mind map

Wat is een verkleinwoord?
Van een zelfstandig naamwoord kun je een verkleinwoord maken door er je, pje, tje of etje achter te zetten: rand – randje; scherm – schermpje; varken – varkentje; ring – ringetje. Soms moet je een medeklinker verdubbelen: gum – gummetje.

Slide 20 - Slide

Verkleinwoorden
  • Bij woorden die eindigen op ng, komt soms etje (kring – kringetje); soms wordt de g een k: paling – palinkje.
  • Bij woorden die eindigen op de klinkers a, é, o en u wordt de klinker verdubbeld: pizza – pizzaatje; coupé – coupeetje; foto – fotootje; accu – accuutje.
  • Bij woorden op i verandert de i in ie: kiwi – kiwietje.
  • Bij woorden op medeklinker + y komt een apostrof: party – party’tje; maar als er een klinker voor de y staat, komt er geen apostrof: smiley – smileytje.
  • Bij afkortingen komt een apostrof: pc – pc’tje.
  • Korte klanken worden in het verkleinwoord soms lang: gat – gaatje.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Slide 23 - Link

Zelfstandig werken
Ga via Magister -> Nieuw Nederlands
Werk rustig verder aan de weektaak

Slide 24 - Slide

Leerdoelen
  • Ik weet wat een verkleinwoord is.
  • Ik weet hoe ik een verkleinwoord kan maken.

Slide 25 - Slide

De laatste vragen
Hoe verklein je het volgende woord?

'ketting'




Slide 26 - Slide

VH1 - Nederlands
Bedankt voor jullie aandacht vandaag!

Slide 27 - Slide

VH1 - Nederlands
Grammatica
Mevrouw Giesen
timer
10:00

Slide 28 - Slide

Agenda 
  • Terugblik vorige les
  • Leerdoelen
  • Herhaling grammatica
  • Quiz/Spel
  • Zelfstandig werken
  • De laatste vragen/Afsluiting

Slide 29 - Slide

Terugblik vorige les
Bijwoordelijke bepaling

Slide 30 - Slide

Leerdoelen
  • Ik weet welke stappen ik moet zetten om een zin te ontleden.
  • Ik kan de persoonsvorm vinden.
  • Ik kan het werkwoordelijk gezegde vinden.
  • Ik kan het onderwerp vinden.
  • Ik kan het lijdend voorwerp vinden.
  • Ik kan het meewerkend voorwerp vinden.
  • Ik kan de bijwoordelijke bepaling(en) vinden.

Slide 31 - Slide

Ontleden, wat is nog moeilijk?

Slide 32 - Mind map

Ontleden - het stappenplan
  1. Zoek de persoonsvorm (tijdproef of getalproef).
  2. Zoek het werkwoordelijk gezegde (alle werkwoorden).
  3. Hak de zin in stukjes/zinsdelen.
  4. Zoek het onderwerp (wie/wat + ww gez)
  5. Zoek het lijdend voorwerp (wie/wat + ww gez + ond?) 
  6. Zoek het meewerkend voorwerp (aan/voor wie + ww gez + ond + evt lijdend voorwerp?)
  7. Schrijf de bijwoordelijke bepalingen op.

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Video

Slide 35 - Video

Slide 36 - Link

Leerdoelen
  • Ik weet welke stappen ik moet zetten om een zin te ontleden.
  • Ik kan de persoonsvorm vinden.
  • Ik kan het werkwoordelijk gezegde vinden.
  • Ik kan het onderwerp vinden.
  • Ik kan het lijdend voorwerp vinden.
  • Ik kan het meewerkend voorwerp vinden.
  • Ik kan de bijwoordelijke bepaling(en) vinden.

Slide 37 - Slide