persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden leerjaar 1 Les 10

Persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden 
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Doel:
Ik weet wat het verschil is tussen persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord.
Ik kan het persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord juist toepassen.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
  • Een persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw) duidt een persoon of ding aan: ze gaat naar de tandarts; hij; is nogal lui zij; zijn een dagje weg deze vulpen is van mij.
  • Een bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw) geeft aan van wie iets is. Het staat altijd vóór het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort: met haar moeder; jouw; nieuwe tas onze; vrienden dit is mijn vulpen.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Een persoonlijk voornaamwoord geeft aan dat iets het bezit is van iemand.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Jouw en jou zijn allebei bezittelijke voornaamwoorden.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Een persoonlijk voornaamwoord kan verwijzen naar een ding.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een persoonlijk voornaamwoord?
A
Onze
B
Ik
C
Ons
D
De

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Is 'hij' een persoonlijk voornaamwoord?
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

'Jouw' is een persoonlijk voornaamwoord.
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Het bezittelijk voornaamwoord staat vóór een werkwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

Het staat voor een zelfstandig naamwoord of bijvoeglijk naamwoord.
persoonlijk voornaamwoord
Zij
geeft
de
kaarten
aan
ons.
Hebt
u
ons
gezien
tijdens
dat
feestje
van
hem.

Slide 12 - Drag question

This item has no instructions

Wat is géén persoonlijk voornaamwoord?
A
jullie
B
hem
C
zij
D
mijn

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?
Ga je ook naar zijn feestje? 
A
persoonlijk
B
bezittelijk

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Zijn de onderstaande woordjes persoonlijke of bezittelijke voornaamwoorden?
Sleep elk woord hieronder naar het goede antwoord.

persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
hen
ik
jij
jou
jouw
mijn
onze
wij
uw

Slide 15 - Drag question

This item has no instructions

Het is hun geheim.

Deze zin heeft een bezittelijk voornaamwoord
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Wat is GEEN bezittelijk voornaamwoord?
A
me
B
mijn
C
je
D
jouw

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?
Je hebt ons niets verteld.
  
A
persoonlijk
B
bezittelijk

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
Dat is onze dierenarts.
A
Dat
B
is
C
onze
D
dierenarts

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Kies het bezittelijk voornaamwoord:
A
huis
B
jouw

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?
Het was ze niet opgevallen dat Jeroen er niet was.
  
A
persoonlijk
B
bezittelijk

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Welke van de onderstaande is een
BEZITTELIJK voornaamwoord?
A
die
B
welke
C
mijn
D
ik

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Ik
haar
ga
naar
vanavond
haar
met
tante.

Slide 23 - Drag question

This item has no instructions

Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
We
de
gaan
kermis
met
in 
hen
hun
naar
dorp.

Slide 24 - Drag question

This item has no instructions

Ik heb de sleutels van Madelon geleend.

Het persoonlijk voornaamwoord is / de persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
ik
B
ze
C
Madelon
D
ik / ze

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Zij kamt haar haar voor de spiegel.

Het persoonlijk voornaamwoord is... /
De persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
Zij
B
Zij, haar
C
Zij, haar, haar
D
haar

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

De woorden 'ik, me, uw' zijn voorbeelden van persoonlijke voornaamwoorden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Aanwijzend voornaamwoord
Verwijst naar mensen, dieren, dingen, begrippen en verschijnselen
Geeft bezit aan. Je kunt zien dat iets van iemand is.
Wijst iemand of iets aan. 

Slide 28 - Drag question

This item has no instructions

Zijn de onderstaande woordjes persoonlijke of bezittelijke voornaamwoorden?
Sleep elk woord hieronder naar het goede antwoord.

persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
hen
ik
jij
jou
jouw
mijn
onze
wij
uw

Slide 29 - Drag question

This item has no instructions

Persoonlijk voornaamwoord en bezittelijk voornaamwoord
A
Ik snap het
B
Ik moet nog oefenen
C
Ik heb nog uitleg nodig
D
Waar gaat dit over?

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Zelfstandig werken
Maak het werkblad over persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord.

Slide 31 - Slide

This item has no instructions