NK7e, K.6 Grammatik D: ww. stam op -d/-t

1 / 18
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Hoe vervoeg je een werkwoord in een zin?
1. Zoek het onderwerp
2.  Schrijf de STAM van het werkwoord erachter. En vraag: wat is de laatste letter?
3.  Stam eindigt op een -d / -t?  Dan krijg je bij du+er/sie/es + ihr een extra -e.
4.  Stam eindigt op en sis-klank? Dan laat je bij du de -s weg!

Slide 5 - Slide

OOK het voltooid deelwoord krijgt een extra -e als de STAM op een -d / -t eindigt.
  • Wat is een voltooid deelwoord? Wanneer gebruik je een vlt. dlw.?
  • Hoe kun je zien dat je een voltooid deelwoord moet invullen?
  1. Hij antwoordt nooit.
  2. Hij heeft gisteren geantwoord.
  3. Jullie wachten  op de bus?
  4. Hebben jullie lang op de bus gewacht?

Slide 6 - Slide

Hij heeft geantwoord.....
Hebben jullie gewacht.....
Er hat (antworten) ....................................

Habt ihr (warten) .......................................
  • Hoe maak je nu het voltooid deelwoord?
       ge + STAM + t  = basis
       ge + STAM op -d/-t + et
  • Uitzonderingen moet je leren: reiten - geritten = paard rijden

Slide 7 - Slide

Maak nu de test over de werkwoorden.

Slide 8 - Slide

Welke STAM van ''kommen'' is juist?
A
kom-
B
komme-
C
komm-
D
kommen-

Slide 9 - Quiz

Neem het onderwerp over en vul de juiste vorm van ''fragen'' in: Ich …..
Du …..
Er …..

Slide 10 - Open question

Neem het onderwerp over en vul de juiste vorm in van ''machen'': Wir …..
Ihr …..
Sie …..

Slide 11 - Open question

Vervoeg ''du reis...''
A
du reisst
B
du reist
C
du reise
D
du reisen

Slide 12 - Quiz

Maak de zin af: Bij werkwoorden met een stam die eindigt op -d of -t,
A
krijg je bij du, er/sie/es, ihr een extra -e
B
krijg je bij du, er/sie/es een extra -e
C
krijg je bij du alleen een -t, normaal -st
D
gebeurt er verder niet zoveel.

Slide 13 - Quiz

reden
bedeuten
melden
reiten
machen
schreiben
suchen
spielen
sitzen
reisen
grüßen
benutzen
Groep 1:
Basis
Groep 2:
stam op sis-klank
Groep 3:
stam op -d/-t

Slide 14 - Drag question

Welke uitgangen komen er achter de volgende vormen:
Ich reit...
Er reit...
Wir reit...
A
Ich reit/ Man reitt / Wir reiten
B
Ich reitet / Man reitet / Wir reiten
C
Ich reite / Man reitet / Wir reiten
D
Ich reite / Man reitest / Wir reitet

Slide 15 - Quiz

Welke groep voltooide deelwoorden is correct?
suchen -
arbeiten -
grüßen -
A
gesucht, gearbeitt, gegrüßt
B
gesuchen, gearbeitet, gegrüßt
C
gesucht, gearbeitet, gegrüßt
D
gesuchen, arbeitet, gegrüßen

Slide 16 - Quiz

Welk voltooid deelwoord is correct in de zin:
Ihr habt (warten) …………..
A
Ihr habt gewartet.
B
Ihr habt gewart.
C
Ihr habt gewarten.
D
Ihr habt gewartt.

Slide 17 - Quiz

Schrijf de juiste vorm van het voltooid deelwoord:
Du hast (reisen) ……………….……..
Ihr habt (antworten) ……………...
Sie hat (reiten) …………………...!!!

Slide 18 - Open question