This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Today's class
At the end of the class...
I can find mistakes in English text
Slide 2 - Slide
Lesson aim & outcomes
Aim:
Error correction of grammar in sentences -> improving your own grammar by means of error correction.
Outcomes:
You will be able to indentify mistakes in provided pieces of text.
You will be able to correct the mistake in these provided texts.
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Let's find the mistake together
Slide 6 - Slide
Verbeter de fout van het vorige plaatje.
A
if you're good
B
if youre good
C
when your good
D
there is no mistake
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Slide
Hoe hoor je het woord wat bedoeld wordt eigenlijk te schrijven?
Slide 9 - Open question
Slide 10 - Slide
Waar moet de komma?
A
na so
B
na much
C
na calling
D
na me
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Slide
Wat betekent het woordje "then" in deze post?
A
dan
B
daarom
C
daarna
D
daar
Slide 13 - Quiz
Slide 14 - Slide
Hoeveel fouten staan er in de originele post op het vorige plaatje?
A
4
B
5
C
6
D
7
Slide 15 - Quiz
Let's discuss this together
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Hoe hoor je het woord wat bedoeld wordt eigenlijk te schrijven?
A
happiness
B
happines
C
hapiness
D
happieness
Slide 18 - Quiz
Slide 19 - Slide
Wat betekent sewer?
A
zaaier
B
riool
C
naaier
D
naaister
Slide 20 - Quiz
Slide 21 - Slide
Wat betekent "their"?
A
zij zijn
B
van hen (bezittelijk)
C
daarom
D
daar
Slide 22 - Quiz
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
E-mail
Langere berichten
Duidelijke structuur
Formeel en informeel
Geen sms-taal
Niet altijd een reactie
Je denkt meer na over inhoud
Komt goed over
Bedrijven en organisaties/ vrienden
IM
Korte berichtjes
Meteen zeggen wat je wilt
Informeel
Afkortingen en sms-taal
Vaak een reactie
Vaak even snel reageren
Kan slordig overkomen
Vrienden en familie
Slide 25 - Slide
Waar op te letten?
Begin altijd met een begroeting (aanhef)
Gebruik geen "Hey!" tenzij je de persoon echt heel goed kent of dezelfde functie hebt. Formeel = formeel, informeel = informeel.
Let op de tijd (geen "goodmorning" schrijven naar America als het daar avond is...). Wanneer leest de ontvanger jouw mail? Misschien wel de volgende dag...
Slide 26 - Slide
Na de aanhef komt een komma.
Schrijf iemands (achter)naam goed... Controleer dit altijd.
Begin met de reden waarom je iemand een mail stuurt.
Keep It Short and Simple (KISS). Bij huiswerk en op school kun je oefenen en krijg je feedback. In de praktijk en op de toets wordt je beoordeeld. Neem geen risico, hou het simpel.
Slide 27 - Slide
Naar mijn mening
A
After my opinion
B
In my opinion
C
To my opinion
D
At my opinion
Slide 28 - Quiz
Je komt uit Nederland
A
You are from the Netherlands
B
You are Dutch
Slide 29 - Quiz
Wat zet je aan het eind van een e-mail als je een vriend schrijft?