Werkwoorden

Werkwoorden
1 / 31
next
Slide 1: Slide
LessonUpMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 31 slide, with interactive quiz and text slide.

Items in this lesson

Werkwoorden

Slide 1 - Slide

Je leert: 
  • persoonsvorm
  • hele werkwoord of infinitief
  • scheidbaar werkwoord
  • hulp werkwoord
  • voltooid deelwoord

Slide 2 - Slide

Type hier een titel
1,2,3 zo maak je een zin
1= het onderwerp (wie doet iets)
2= de persoonsvorm (het werkwoord)
3= een ander zinsdeel, extra informatie

Slide 3 - Slide

De 123-zin
Anneke/ woont /in Aruba
       1            2           3

De persoonsvorm is op de tweede plaats. 

Anneke /woont/ in Aruba /met haar moeder en vader
     1               2             3                                3




Slide 4 - Slide

Anneke/ ........../een appel.
Wat vul je in?
timer
0:15

Slide 5 - Open question

Anneke/werkt/vandaag/thuis.

Wat is de structuur?
timer
0:10
A
1-2-3-3
B
1-2-3

Slide 6 - Quiz

De 123-zin
........... /gaat /naar Amerika.

timer
0:15

Slide 7 - Open question

De 123-zin
Wim /drinkt /............
timer
0:15

Slide 8 - Open question

Type hier een titel
De 321-zin
**Anneke/ is /op zondag thuis
           1         2               3

Op zondag/is/Anneke/ thuis
          3           2       1             3

Slide 9 - Slide

Vandaag/ werkt /Anneke /thuis.
timer
0:15
A
1-2-3-3
B
2-3-1-3
C
3-2-1-3

Slide 10 - Quiz

Type hier een titel
De 1, 2a,3,2b zin
**Anneke/ eet /de mispel /op
           1         2a               3       2b

persoonsvorm= eet op
hele werkwoord= opeten
Dit noemen we een scheidbaar werkwoord


Slide 11 - Slide

Type hier een titel
De 1, 2a,3,2b zin
**Anneke/ maakt /de kast /schoon
           1         2a               3       2b

persoonsvorm= maakt schoon
hele werkwoord= schoonmaken
Dit noemen we een scheidbaar werkwoord


Slide 12 - Slide

Henk belt zijn vader op.
Wat is de persoonsvorm?
timer
0:15
A
Henk
B
belt
C
belt op
D
zijn vader

Slide 13 - Quiz

Henk belt zijn vader op.
Wat is het hele werkwoord van belt op?
timer
0:15
A
bellen op
B
opbellen

Slide 14 - Quiz

Type hier een titel
Het scheidbare werkwoord
**
Bestaat uit twee delen: 
weggooien= weg+ gooien
opvangen= op+ vangen
uitmaken= uit+ maken




Slide 15 - Slide

Type hier een titel
Het scheidbare werkwoord
**
Voorbeelden: 
opeten:
Anneke eet de mispel op
opschrijven
Anneke schrijft het antwoord op.





Slide 16 - Slide

Type hier een titel
Er kunnen meer werkwoorden in een zin staan
Patrick/ gaat /morgen /opruimen.
    1             2a           3                 2b

Cynthia /moet /woensdag/ koken.
     1               2a             3                 2b

Slide 17 - Slide

Type hier een titel
Er kunnen meer werkwoorden in een zin staan
Patrick/ gaat /morgen /opruimen.
    1             2a           3                 2b

gaat= persoonsvorm
opruimen= hele werkwoord



Cynthia /moet /woensdag/ koken.
     1               2a             3                 2b

Slide 18 - Slide

Volgende week moet Rita rijexamen doen.
Wat zijn de werkwoorden in de zin?
timer
0:10
A
moet - rijexamen
B
moet -doen

Slide 19 - Quiz

Volgende week moet Rita rijexamen doen.
Wat is de persoonsvorm?
timer
0:10
A
moet
B
doen

Slide 20 - Quiz

Volgende week moet Rita rijexamen doen.
Wat is het hele werkwoord?
timer
0:10
A
moet
B
doen

Slide 21 - Quiz

Type hier een titel
De tegenwoordige tijd (tt): gebeurt nu
Voltooide tijd (vtt): is al gebeurd
koken:
tt: Maria kookt pasta.
vtt: Maria heeft pasta gekookt.



Slide 22 - Slide

Type hier een titel
Voltooide tijd (vtt): is al gebeurd
Voltooide tijd heeft een voltooid deelwoord (vd). 

vtt: Maria heeft pasta gekookt.
heeft= hulp werkwoord
gekookt = voltooid deelwoord



Slide 23 - Slide

Type hier een titel
Voltooide tijd (vtt): is al gebeurd
Een voltooid deelwoord heeft altijd een hulpwerkwoord (hw).
vtt: Ik heb veel gelezen.
heb= hulp werkwoord (hw)
gelezen = voltooid deelwoord (vd)



Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Kun je de persoonsvorm, hele werkwoord, hulp werkwoord en voltooid deelwoord herkennen in een tekst?
Ja
Nee

Slide 26 - Poll


Add a quiz question about your subject
This is a quiz
A
Answer 1
B
Answer 2

Slide 27 - Quiz


Write down three things you 
have learned this lesson
This is an open question

Slide 28 - Open question


Ask a question about something you 
haven't understood very well yet
This is an open question

Slide 29 - Open question

Type hier een titel
How to copy a slide
This lesson is complete! But how can you add similar slides to upcoming lessons?

1.  Open this lesson.
2. Checkmark the slides you want to copy in the left side of your screen.
3. Click on Copy.
4. Navigate to the lesson you want to copy the slides to and click: Copy here.

Slide 30 - Slide

Type hier een titel
How to change the colour of a slide
Do you want to add another colour to these slides? Here's how it works:

1.  Navigate to the slide of which you want to change the colour.
2. Changing the background colour:
Select the 
Droplet at the top of the slide.
3. Changing the text colour:
Select the text and click on
Text colour.
4. Choose the colour you like.

Slide 31 - Slide