Week 23: mon sport rapide-plus rapide-le/la plus rapide

Mon sport
Période 4
1 / 17
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Mon sport
Période 4

Slide 1 - Slide

Mon  sport
  • Luistertoets (5%)
  • SO mon sport + mondeling (5%)
  • SE2 (5%)

Slide 2 - Slide

Tâche 4
  • Weektaak 
  • Ook voorbereiding op mondeling (over 2 weken)

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Wat betekent: tu es plus rapide
A
jij bent snel
B
jij bent de snelste
C
jij bent sneller

Slide 6 - Quiz

Wat betekent: il est le plus rapide
A
hij is de snelste
B
hij is snel
C
hij is sneller

Slide 7 - Quiz

Zeg dat jij de snelste bent (denk aan verschil tussen mannelijk en vrouwelijk)

Slide 8 - Open question

Hoe zeg je: de meisjes zijn groter?
A
les filles sont plus grands
B
les filles sont les plus grandes
C
les filles sont grands
D
les filles sont plus grandes

Slide 9 - Quiz

Hoe zeg je: de jongens zijn kleiner?
A
les garçons sont petits
B
les garçons sont plus petits
C
les garçons sont les plus petits
D
les garçons sont plus petite

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Hoe zeg je dat jij de beste bent?

Slide 13 - Open question

Au travail

  • Tâche 4 maken
  • Daarna voorbereiding op mondeling

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Wederkerend werkwoord
  • Handig voor deze opdracht: s'entraîner, se lever, se reposer, s'échauffer (trainen, opstaan, uitrusten, warm draaien)
  • Als je wil zeggen 'sta op', zeg je in het Frans: 'lève-toi' of levez-vous' 
  • Als je wil zeggen 'rust uit', zeg je in het Frans: 'repose-toi' of 'reposez-vous

Slide 16 - Slide

Questions?

Slide 17 - Mind map