Herh H3. par 1 en 2

Kastelen, kloosters en steden
1 / 32
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Kastelen, kloosters en steden

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • herhalen d.m.v. leerdoelen par. 1 en 2
  • maken opdrachten
  • afsluiten              

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Welke tijdvak is het eerste tijdvak dat behandeld wordt in dit hoofdstuk?
A
Tijd van jagers en boeren
B
Tijd van regenten en vorsten
C
Tijd van monniken en ridders
D
Tijd van steden en staten

Slide 4 - Quiz

Leerdoelen par. 1
  •  Je kunt 3 redenen noemen waardoor het Romeinse Rijk uiteenviel en nieuwe koninkrijken ontstonden.
  • Je kunt uitleggen waarom mensen rond 500 op een domein gingen wonen.
  • Je kunt uitleggen uit welke delen een domein bestond er wie er woonden.

  • Je kent de volgende begrippen: middeleeuwen, volksverhuizing, koninkrijk, horige, domein, herendienst en hofstelsel.

Slide 5 - Slide

Hoe noemen we de periode na de Grieken en de Romeinen?
timer
0:30

Slide 6 - Open question

Wat betekent de grote volksverhuizing?
A
Dat verschillende volken naar het Romeinse rijk kwamen.
B
Dat verschillende volken weggingen uit het Romeinse rijk.
C
Dat de Romeinen steeds gingen verhuizen.

Slide 7 - Quiz

Wat is géén probleem dat ontstond in het Romeinse Rijk?
A
Het leger was te klein om het rijk te beschermen
B
Het volk moest hoge belastingen betalen
C
Er werden koninkrijken gesticht
D
De opvolging van keizers zorgde voor onrust

Slide 8 - Quiz

Welke oorzaak voor de val van het Romeinse Rijk zie je?
A
Volksverhuizingen
B
Te hoge belastingen
C
Problemen bij opvolging keizer

Slide 9 - Quiz

Van wanneer tot wanneer zijn de middeleeuwen?
van ...... tot ........n/v C
timer
0:30

Slide 10 - Open question


Wat is een domein?
A
Kasteel van de leenheer
B
Land waar de leenmannen wonen, vlakbij het grote huis van de leenheer.
C
Al het gebied van Karel de Grote
D
Landgoed dat wordt bewerkt volgens het hofstelsel.

Slide 11 - Quiz

timer
1:00
Kerk
Versterkte boerderij
huizen van boeren
Molen
Landbouwgrond

Slide 12 - Drag question

timer
1:00
woeste grond
gebied heer
Horigen

Slide 13 - Drag question


Wat is een ander woord voor horige?
A
Baas
B
Hofstelsel
C
Akker
D
onvrije boer

Slide 14 - Quiz

Lees de bron. Om welke plicht
van een horige gaat het hier?
Laatste vraag!
A
Bescherming bieden aan de heer.
B
Allerlei klussen doen voor de heer.
C
Een deel van hun opbrengst afstaan aan de heer.
D
Met de heer een overval plegen op een ander domein.

Slide 15 - Quiz

je kunt 3 redenen noemen waardoor het Romeinse Rijk uiteenviel en nieuwe koninkrijken ontstonden
1. Het rijk was te groot om goed te beschermen.
2. Er was teweinig geld om het leger goed te betalen.
3. Er was veel machtstrijd tussen wie de nieuwe keizer kan worden.  Tijdens die machtstrijd werd het rijk niet goed bestuurd.
Met het vervallen van het Rijk namen lokale edelen/rijken het bestuur van een gebied over.

Slide 16 - Slide

Keizer heeft meer belasting nodig
Veel boeren kunnen die niet betalen en trekken naar de stad.
Keizer heeft dus minder inkomsten

Slide 17 - Slide

Je kunt uitleggen waarom mensen rond 500 op een domein gingen wonen
  • De handel verdween door de onveiligheid en slecht onderhoud aan wegen.
  • Er was hierdoor te weinig voedsel en andere producten in de steden.
  • Mensen trokken uit de stad naar het platteland.
  • Daar zocht men bescherming bij een lokale rijke boer/edele
  • In ruil voor bescherming moest men op het land werken

Slide 18 - Slide

Je kunt uitleggen uit welke delen een domein bestond en wie er woonden
Delen:  grond van de heer- grond van de horigen - woeste gronden.

Wie woonden er: heer/edele- horigen
wat zijn herendiensten?  wat is het hofstelsel?

Slide 19 - Slide

 Het christendom wordt belangrijker
Het christendom wordt belangrijker par. 2

Slide 20 - Slide

leerdoelen par. 2.
  • Je kunt uitleggen hoe monniken het christendom verder verspreidden in Europa. 
  • Je kunt met vier voorbeelden laten zien dat het christendom belangrijk was voor mensen in de middeleeuwen. 
  • Je kunt drie standen in de middeleeuwse samenleving beschrijven. 
  • Je kunt de volgende begrippen beschrijven: heiden, monnik, klooster, stand, missionaris, geestelijke, paus, adel en ridder.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Bekeren tot het christendom
500 n. C. huidige Nederland en Duitsland > Germaanse goden (natuurgodsdiensten)
Christenen wilde deze heidenen bekeren tot het christendom. 

600-800 n. C. monniken stichten kloosters in Nederland om vanuit daar mensen te bekeren

Slide 23 - Slide

  • Christenen koppelde hun eigen geloof aan feesten en gebruiken die de Germanen al kende. 

  • Midwinterfeest > kerstmis
Gevierd met lichtjes en vuur.  

  • Lentefeest > Pasen 
Eieren begraven om levenskracht 
aan de aarde te geven. 




Slide 24 - Slide

Kinderen werden gedoopt in de kerk. 
Mensen trouwen in de kerk.
Mensen werden begraven bij de kerk. 
Elke zondag naar de kerk. 

Slide 25 - Slide

Standenmaatschappij
standenmaatschappij
Eerste stand: geestelijkheid > bidden >
Schakel tussen mens en God
Paus, de hoogste geestelijke

Tweede stand: adel > vechten > ridders

Derde stand: boeren > werken

Slide 26 - Slide

Je kunt uitleggen hoe monniken het christendom verder verspreidden in Europa
In onze streek leefden heidenen. In de 7e en 8e eeuw kwamen monniken. Ze reisden door gebieden en vertelden over Jezus en wilden laten zien dat de natuurgoden niet bestonden.
Om het makkelijk te maken koppelde de kerk feestdagen van heidenen aan christelijke feestdagen.

Slide 27 - Slide

Je kunt met voorbeelden laten zien dat het christendom belangrijk was voor de mensen in de middeleeuwen
Mensen begroeven hun doden bij de kerk
Mensen doopten hun kinderen in de kerk
Mensen gingen trouwen in de kerk
Mensen gingen bidden in de kerk.

Mensen leefden volgens de regels van de kerk omdat ze dachten dat ze anders naar de hel zouden gaan.

Slide 28 - Slide

Je kunt de drie standen in de middeleeuwen beschrijven
1. De geestelijkheid:  werkte voor de kerk. Ze moesten bidden voor de mensen.  
2. De adel.  Ook wel edelen genoemd. Zij beschermden de geestelijken en boeren. Ridders.
3. Boeren:  werkten op het land.

Slide 29 - Slide

Aan de slag
1. maak de opdrachten online
2. maak de test je zelf
3 vul de snelhechter in.

Slide 30 - Slide

Huiswerk volgende les
Doornemen par 3 en 4.
Heb je vragen? schrijf ze op. Dan behandelen we die in de les.

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Video