Periode 1

Tijdens het kijken en luisteren van een fragment weet ik waar ik op moet letten en kan de hoofdzaken opschrijven zodat ik vragen na het fragment kan beantwoorden.
Werkwoordspelling alles door elkaar

Kijk en luisteren (laatste oefening voor de toetsweek)
cito fictie









Begrijpend lezen
https://www.youtube.com/watch?v=rbpTBq5w-FU
- Opdrachten maken










timer
8:00
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 13 slides, with text slides.

Items in this lesson

Tijdens het kijken en luisteren van een fragment weet ik waar ik op moet letten en kan de hoofdzaken opschrijven zodat ik vragen na het fragment kan beantwoorden.
Werkwoordspelling alles door elkaar

Kijk en luisteren (laatste oefening voor de toetsweek)
cito fictie









Begrijpend lezen
https://www.youtube.com/watch?v=rbpTBq5w-FU
- Opdrachten maken










timer
8:00

Slide 1 - Slide

Opdracht 1
1 a kunnen
b liggen
c kennen
d leggen
Opdracht 2
1 Veel gasten leggen hun mobiel naast hun bord tijdens het eten.
2 Ik kan iedereen die op de schoolfoto staat bij naam noemen.
3 Ken jij de woordlijstwoorden van hoofdstuk drie al uit je hoofd?
4 Er liggen hier nog pepernoten van vorig jaar!
5 Wie heeft zijn handdoek in de kleedkamer laten liggen?
6 Als je kunt volleyballen, mag je meedoen met het schooltoernooi.
NB: in zin 6 is ‘je kan’ ook goed, maar veel mensen vinden ‘je kunt’ in schrijftaal wat netter.


Opdracht 3
1 a*
b gelegd
c lig
d* kon
e lig
f* kunt
2 a* wil
d* wilde
f* wilt?
Opdracht 6*
1 smeet
2 roken
3 speldt
4 mistte



Slide 2 - Slide

Verleden tijd
t sexy fokschaap --> TE / TEN
 
Voltooid deelwoord? Kijk naar de verleden tijd van het woord!!

timer
10:00

Slide 3 - Slide

tegenwoordige tijd
Om wie gaat het in de zin?
                                      ik?       -->  ik-vorm   ( ik wandel   -   ik word )

hij/iemand anders?          --> ik-vorm + t ( hij wandel-  hij wordt )

      !! je/jij achter pv !!         --> ik-vorm  ( word jij )
Maar let op: word jij 9 jaar?       wordt je broer
timer
10:00

Slide 4 - Slide

Oefening leestekens
Neem de zinnen over. Noteer hoofdletters en leestekens waar dat moet.
1  dani vroeg aan karin wil jij morgen met mij meefietsen
2 mijn moeder zei pas op die pan is heet
3. s ochtends komt peter vaak te laat
4. 36 mensen eten pizza

  In de volgende zinnen zijn de leestekens onjuist. Waar zit(ten) de fout(en)?
1 ‘Sara zei: ‘Ik ben in de vakantie drie kilo aangekomen en moet nu vaker sporten!
2 Ze vertelde: ‘Nee, ik wil niet voetballen.’ ‘Dat vind ik zo’n gemene sport’.
3 Jordy vroeg ‘Weten jouw ouders dat je zonder helm op je scooter rijdt?’.



Slide 5 - Slide

verschillende werkwoorden
persoonsvorm

infinitief

voltooid deelwoord

onvoltooid deelwoord (bijvoeglijk gebruikt


Slide 6 - Slide

Werkwoordspelling
1. Wat ..........(betekenen) jouw broertje voor jou?
2. De hele groep ..............(worden) opgepakt.
3. Waarom ...............(antwoorden) jij gisteren niet op de vraag?
4. Hoe ............(worden) jouw konijn verzorgd tijdens de zomer?
5. De dokter heeft veel voor mijn oma ..................(betekenen)
6. De grote golf ..................(verwoesten) gisteren het hele strand.
7. Vorige week ............(wachten) mijn moeder op mij.
8. De hard (slaan)..........bal ging snel langs mij heen.

Slide 7 - Slide

Citaten en leestekens
1. Marieke zegt tegen Piet dat hij moet ophouden
1. Marieke zegt: 'Houd op!'
1. 'Houd op!' zei Marieke

2. Tom vertelde dat hij niet mee naar huis ging.
2. 'Ik ga niet mee naar huis,' vertelde Tom. 
2. Tom vertelde: 'Ik ga niet mee naar huis.'

timer
20:00

Slide 8 - Slide

En nu jullie! Maak een citaat
1. hij vertelde mij dat hij dat niet lust

2. hij vroeg aan de dokter hoe ernstig het was

Opdracht 1 t/m 6 maken

Slide 9 - Slide

Leestekens oefenen
1. jeroen is er nog nieuws over de brand in ellecom

2. weg met dat fototoestel riep de acteur

3. de volkskrant vroeg aan jongeren wat ze in december graag doen in amsterdam.

4. de fokker zei de meeste duitse herders zijn slim en actief

Slide 10 - Slide

Hoofdletters
- Begin van de zin
- Bij namen ( denk ook aan merknamen)
- Aardrijkskundige namen
- Feestdagen

Geen bij: dagen, maanden seizoenen en winstreken

Slide 11 - Slide

Leestekens
Komma
- Tussen een opsomming
- Voor een roeping
- Na een voegwoord in een samengestelde zin
- Tussen twee persoonsvormen in een samengestelde zin
Dubbele punt
- Bij een citaat

Slide 12 - Slide

Hoofdletters en leestekens
in een klein dorpje aan de oever van de rijn leefde een jongen genaamd johan johan droomde er altijd van om de majestueuze alpen in het zuiden van zwitserland te bezoeken op een dag besloot hij zijn reis te beginnen en vertrok hij naar de franse hoofdstad parijs als hij daar aankomt heeft hij net zijn vrouw jantien ontmoet samen vierden ze kerst want het kerstfeest vonden zij het mooiste moment van het jaar samen genoten ze van de heerlijke wijnen de kleine hapjes de prachtige kalkoen en als dessert een mooie pavlova

Slide 13 - Slide