#Beeldende begrippen Vorm

Vorm
Klas 1 beeldende begrippen
1 / 29
next
Slide 1: Slide
Beeldende vormingMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Vorm
Klas 1 beeldende begrippen

Slide 1 - Slide

2D - tweedimensionaal
Een vorm is vlak als hij 2 maten heeft, hoogte & breedte of lengte en breedte. 2D vormen kun maar vanuit 1 punt goed bekijken, namelijk recht van voren.

Slide 2 - Slide

3D - driedimensionaal
Een ruimtelijke vorm neemt in drie richtingen ruimte in. Ze bestaan uit lengte, breedte en hoogte. 3D vormen kun je van verschillende kanten bekijken.

Slide 3 - Slide

Hoe noemen we deze vorm?
A
Cilinder
B
Piramide
C
Kubus
D
Kegel

Slide 4 - Quiz

Hoe noemen we deze vorm?
A
Cilinder
B
Piramide
C
Kubus
D
Kegel

Slide 5 - Quiz

Geometrische vormen
Geometrische vormen worden ook wel wiskundige vormen genoemd. Deze vormen kun je maken met liniaal of passer (meetinstrumenten). Voorbeelden zijn: vierkant, driehoek, cirkel, rechthoek etc. Geometrische vormen kunnen ook ruimtelijk zijn, voorbeelden zijn; kubus, bol, balk en cilinder. 

Slide 6 - Slide

Organische vormen
Zijn het tegenovergestelde van geometrische vormen. 
Deze vormen zijn afgeleid van organismen 
--> plantaardige, dierlijke of menselijke vormen. 
Organische vormen zijn rond, vloeiend of gebogen

Slide 7 - Slide

Welke vormen zijn hier te zien?
A
Organische vormen
B
Geometrische vormen

Slide 8 - Quiz

Aanzicht
De kant vanaf waar je een object bekijkt. Dit kan zijn een vooraanzicht, zijaanzicht, bovenaanzicht, onderaanzicht of achteraanzicht.

Slide 9 - Slide

Abstract
Bij abstracte kunst spelen kleuren, vorm, structuren en lijnen de hoofdrol. 
De compositie kan rommelig beeld opleveren. 
Abstract kunst wordt ook wel 
non-figuratieve kunst genoemd, een afbeelding zonder herkenbare voorstelling.

Slide 10 - Slide

Figuratief
Figuratieve kunst is een afbeelding met een herkenbare voorstelling.

Slide 11 - Slide

Welk begrip past bij de afbeelding?
A
Abstract
B
Figuratief
C
Geometrische vormen
D
2D

Slide 12 - Quiz

Welk begrip past bij de afbeelding?
A
Abstract
B
3D
C
Geometrische vormen
D
Organische vormen

Slide 13 - Quiz

Symmetrische vorm
Symmetrisch betekent dat je iets in  1 of meer gelijke helften kan verdelen. 

Dit kan met de onder of bovenkant zijn, maar ook de linker en rechterkant zijn. 

Symmetrie geeft een rustige indruk.

Slide 14 - Slide

Asymmetrische vorm
Dit is het tegenovergestelde van symmetrisch. 
Vormen die niet symmetrisch zijn kun je geen spiegel tussen plaatsen. Veel organische vormen zijn asymmetrisch.

Slide 15 - Slide

Hoe noem je een vorm die je kunt spiegelen?

Slide 16 - Open question

Welk begrip past bij de afbeelding?
A
3D
B
Symmetrische vorm
C
Figuratieve kunst
D
Abstracte kunst

Slide 17 - Quiz

Welk begrip past bij de afbeelding?
A
Figuratieve kunst
B
Symmetrisch
C
Organische vormen
D
Geometrische vormen

Slide 18 - Quiz

Vormcontrast
Een vormcontrast ontstaat wanneer er 2 vormen die tegen elkaar afsteken, tegelijk in 1 beeld worden gebruikt. 
Voorbeelden zijn:
Rond - hoekig
Groot - klein
Gesloten - open
Symmetrisch - Asymmetrisch

Slide 19 - Slide

Rond-hoekig

Slide 20 - Slide

Groot-klein

Slide 21 - Slide

Gesloten-open

Slide 22 - Slide

Symmetrisch - Asymmetrisch

Slide 23 - Slide

Welk vormcontrast zie je hier?
A
Symmetrisch-Asymmetrisch
B
Gesloten-open
C
Groot-klein
D
Hoekig-rond

Slide 24 - Quiz

Herhaling/harmonie
Vormen die telkens worden herhaald waardoor er een harmonie/ritme ontstaat.

Slide 25 - Slide

Massief
Een zware en stevige vorm die niet hol is. Een vorm is volledig gevuld, een massief beeld is bijvoorbeeld moeilijk te verplaatsen.

Slide 26 - Slide

Transparant
Een ander woord voor doorzichtig. Contrast hiervan is massief, door transparant materiaal te gebruiken blijft de omgeving zichtbaar. Voorbeelden zijn; glas, kunststof en draadmateriaal. 

Slide 27 - Slide

Welk begrip past bij de afbeelding?
A
Abstract
B
3D
C
Vormcontrast
D
Harmonie

Slide 28 - Quiz

Welk begrip past bij de afbeelding?
A
Abstract
B
Symmetrisch
C
Massief
D
Geometrische vormen

Slide 29 - Quiz