les 1

• Taal
• Basisschool
• Groep 7

les 1

Woordenschat

noem voorbeelden van
producenten

evenmin

1. snel
2. echt
3. ook niet
4. nooit

Wat betekent het woord 'amusant'?

1. aantrekkelijk
2. vermakelijk
3. heel boeiend
4. zin om aan iets deel te nemen

Een studieboek is voornamelijk informatief.

1. Waar
2. Niet waar

essentieel

1. makkelijk
2. gevoelig
3. zelfstandig
4. noodzakelijk

de primeur

1. de eerste keer dat iets gebeurt
2. de eerste keer dat iets bekend gemaakt wordt
3. iets dat heel goed is
4. het wordt maar 1x gedaan

Wie is de consument?

1. De klant
2. De eindgebruiker
3. De verkoper
4. De fabrikant

Wat is een consument?

1. Iemand die goederen maakt
2. Iemand die goederen en diensten koopt
3. Iemand die werkt voor geld
4. Iemand die vrijwilligerswerk doet

Wat is een consument

1. Aannemer
2. Afzet
3. Verkoper
4. Klant

Aan de slag

Verwerken taal week 1 les 1