Spelling

Spelling
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4,5

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Spelling

Slide 1 - Slide

Typ je eigen naam (met juist hoofdlettergebruik)

Slide 2 - Open question

Hoofdletters of kleine letter?
Tweede kerstdag, het christendom, de middeleeuwen, prinsjesdag, het vak duits

Slide 3 - Open question

Meervoud van: bangerik
A
Bangerikken
B
Bangeriken

Slide 4 - Quiz

Meervoud van café is?
A
cafés
B
café's

Slide 5 - Quiz

Meervoud van idee
A
ideën
B
ideeën
C
ideëen

Slide 6 - Quiz

Meervoud van porie
A
poriën
B
porieën
C
pories

Slide 7 - Quiz

Meervoud van politicus
A
politici
B
politicussen

Slide 8 - Quiz

Meervoud van plumeau
A
plumeau's
B
plumeaus

Slide 9 - Quiz

Het meervoud van lam is:
A
lama's
B
lammeren
C
lameren

Slide 10 - Quiz

Maak een samenstelling van:
zon + schijn

Slide 11 - Open question

Maak een samenstelling:
aap + trots

Slide 12 - Open question

Waarom schrijf je 'tarwemeel'?

Slide 13 - Open question

Maak de samenstelling:
hier + tegen + over
A
Hiertegen over
B
Hier tegenover
C
Hier tegen over
D
Hiertegenover

Slide 14 - Quiz

Maak de samenstelling:
koffie + zetten
A
koffiezetten
B
koffie zetten

Slide 15 - Quiz

Wanneer gebruik je een liggend streepje in een woord zoals bij auto-ongeluk?
A
als het woord verkeerd kan worden gelezen
B
als het woord twee klinkers achter elkaar krijgt
C
ik weet het eigenlijk niet meer

Slide 16 - Quiz

Hoe schrijf je 'adjunct + directeur'?
A
adjunctdirecteur
B
adjunct directeur
C
adjunct-directeur

Slide 17 - Quiz

Hoe schrijf je anti+kraak?
A
anti kraak
B
antikraak
C
anti-kraak

Slide 18 - Quiz

Wat is de goede spelling?
A
electriciën
B
elektriciën
C
elektricien

Slide 19 - Quiz

Plaats een trema indien nodig: audicien - buiig - coryfeeen - geirriteerd - gelinieerd - industrieen - geordend - associeren

Slide 20 - Open question

Gebruik de apostrof goed.
Adas boek, pcs, A4tje

Slide 21 - Open question

Wat is de goede spelling?
A
provencaals
B
provençaals

Slide 22 - Quiz

Welke getallen moeten in letters?
De opa van 98 ging in 1951 met zijn 3 zoons 10 keer achter elkaar in de 8-baan.
A
98, 1951, 3, 10, 8
B
1951, 3, 10, 8
C
98, 3, 10, 8
D
3, 10, 8

Slide 23 - Quiz

Welke woorden/woorddelen kun je weglaten en waar zet je een weglaatstreepje?

binnenlandse reizen en buitenlandse reizen
nationale treinen en internationale treinen
tafel zilver en tafel serviezen
in voor spoed en tegen spoed

Slide 24 - Open question

We kochten afgelopen zaterdag eieren op de markt, maar helaas bleken de meeste(n) bedorven.

Slide 25 - Open question

Ik heb slechte herinneringen aan mijn examenklas. In die klas kregen (enkelen) een voorkeursbehandeling.
A
enkelen
B
enkele

Slide 26 - Quiz

Welke zin(nen) is/zijn goed:
1: Hij kan met bijna al zijn klasgenoten opschieten, maar aan sommigen heeft hij een hekel.
2: Geluk is heel persoonlijk. Sommigen zijn met weinig tevreden.
A
1
B
2
C
1+2

Slide 27 - Quiz

Welke zin(nen) is/zijn goed:
1: De mannen werden beiden onderscheiden.
2: Ik heb de twee foto's bekeken. Beide zijn prachtig geworden.
A
1
B
2
C
1+2

Slide 28 - Quiz

Welke zin(nen) is/zijn goed:
1: De verdachten moesten alle in de cel.
2: Er stonden vijf honden aan het hek; alle blaften vervaarlijk.
A
1
B
2
C
1+2

Slide 29 - Quiz

Waarom deden jullie niet meteen wat we jullie ...?
A
verzochtten
B
verzochten
C
verzochden
D
verzochte

Slide 30 - Quiz

Het publiek keek toe, hoe de motoren...
A
starte
B
startte
C
starten
D
startten

Slide 31 - Quiz

Als mensen ... door koolmonoxide, moeten ze het naar ziekenhuis
A
bedwelmd
B
bedwelmt
C
bedwelmdt

Slide 32 - Quiz

De Bradge had niet verwacht, dat hij zijn schouder ...
A
ontwrichte
B
ontwrichtten
C
ontwrichtte
D
ontwrocht

Slide 33 - Quiz

Wie .... het geld van Erica?
A
beheerd
B
beheert
C
beheerdt

Slide 34 - Quiz

Spelling
  • In je antwoord telt je spelling en je formulering mee.
  • Een hoofdletter vergeten aan het begin van een zin is een spelfout.
  • Laat het verschil goed zien: duidelijke hoofdletters en kleine letters.
  • Breek je woorden goed af aan het einde van de regel!
Dus niet zorg-elijker, maar zor-gelijker
Twijfel je? Zet dan het hele woord op een nieuwe regel.
  • Schrijf getallen en woorden die in de tekst voluit staan ook voluit in je antwoord.

Slide 35 - Slide

Formuleren
  • Begin je zin met een hoofdletter en eindig met een punt.
  • Slordige zinsbouw zorgt soms voor aftrek van punten.
  • Zet komma's op de juiste plek: rijg geen zinnen aan elkaar met komma's, zet een komma tussen twee persoonsvormen.


Slide 36 - Slide