keuken NT2 7 september

maandag 7 september
samen:
  1. Lesson Up met nieuwe woorden
    met spreekoefeningen en vragen Thema huis 
  2. Schrijven in Nederland

alleen:
  1. Blad thema huis dag 4 
  2. Werken op de computer en boek met Taal Comleet
  3. Quizlet: Lowanstart 5.3 5.4  5.5  5.6.  5.7
  4. Schrijfblok Diglin

1 / 47
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, tLeerjaar 1

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

maandag 7 september
samen:
  1. Lesson Up met nieuwe woorden
    met spreekoefeningen en vragen Thema huis 
  2. Schrijven in Nederland

alleen:
  1. Blad thema huis dag 4 
  2. Werken op de computer en boek met Taal Comleet
  3. Quizlet: Lowanstart 5.3 5.4  5.5  5.6.  5.7
  4. Schrijfblok Diglin

Slide 1 - Slide

1. Hé Hallo
2. Hoe gaat het?
3 Waar woon je nu ?
4.Woon je in een huis?
5.Hoeveel slaapkamers  hebben jullie?
6. Geen tuin?
7. Tot ziens
He hai! 
Het gaat goed.  Ik ben verhuisd
Ik woon in Hoogeveen
Nee, in een flat
Wij hebben drie slaapkamers

Nee , wel een balkon
Tot ziens

Slide 2 - Slide

de kraan
de gootsteen

Slide 3 - Slide

het aanrecht
het fornuis

Slide 4 - Slide

de lift
de zolder

Slide 5 - Slide

af-zuig-kap
de afzuigkap
de magnetron

Slide 6 - Slide

strijken           de strijkplank
het  strijkijzer

Slide 7 - Slide

vies-schoon
scheef - recht

Slide 8 - Slide

de fluitketel
de steelpan

Slide 9 - Slide

de afzuigkap
het vergiet

Slide 10 - Slide

de mixer
de braadpan

Slide 11 - Slide

de flat
de verdieping

Slide 12 - Slide

het appartement
het vloerkleed

Slide 13 - Slide

de stad
de steden
het dorp
de dorpen

Slide 14 - Slide

de bank
Wij hebben een driezits bank 
de boerderij
Mijn opa woont in een boerderij.

Slide 15 - Slide

de salontafel
Wij kopen een nieuwe salontafel.
de radio
De radio staat te hard

Slide 16 - Slide

de garage
de schoorsteen

Slide 17 - Slide

maak 5 vragen 
Wie
Wat     Waar 
   Hoelang
Hoe      Welke 
Wanneer

Slide 18 - Slide

bijvoeglijke naamwoorden
het is warm               de warme dag
het is koud               de koude dag
de jas  is goedkoop    de goedkope jas
de jas is duur     de dure jas
de trui is kort        de korte trui
de broek is lang        de lange broek
het huis is hoog         het hoge huis  

Slide 19 - Slide

rood             ro-de
ee - e                  geel                 ge-le
     aa -  a                 traag             tra- ge 
  uu -u                   duur               du-re 
dik       di-kke  
vlug    vlu-gge

Slide 20 - Slide

0

Slide 21 - Video

niet mooi maar
A
raar
B
lelijk
C
groot
D
boos

Slide 22 - Quiz


A
zij ruimen af
B
zij ruimen op
C
zij wassen af
D
zij strijken

Slide 23 - Quiz

schoonmaken
A
zij maak schoon
B
zij schoon maakt
C
zij schoonmaken
D
zij maakt schoon

Slide 24 - Quiz


A
de doek
B
de emmer
C
de bezem
D
de bazam

Slide 25 - Quiz

Wat is dit?
A
Het dak
B
De kelder
C
De baksteen
D
De schoorsteen

Slide 26 - Quiz


A
streikeizer
B
strijkeizer
C
strijkijzer
D
strijkijser

Slide 27 - Quiz


A
de magnetron
B
het fornuis
C
de oven
D
de ijskast

Slide 28 - Quiz

Wat is dit?
A
een beslagkom
B
een pan
C
een bolzeef
D
een vergiet

Slide 29 - Quiz

wat is goed?
A
de kamer
B
de badkamer
C
de keuken
D
de slaapkamer

Slide 30 - Quiz

de steelpan
A
B
C
D

Slide 31 - Quiz

zinnen maken 
wonen -woon               
kopen -koop
verhuizen- verhuis
zitten - zit
lopen - loop
opruimen - ruim op
schoonmaken  -maak schoon

Slide 32 - Slide

vragen 
  1. Wat maakt Jan?  
  2. Wat heeft Jan al gemaakt?  
  3. Wat gaat hij kopen in de winkel?  
  4. Wat gaat Jan drinken?

Slide 33 - Slide

vraagwoorden
Wie is dat? 
Dat is Jan.
Wat is dat?
Dat is een stoel
Waar is dat? 
In Hoogeveen


Hoe ga je naar school
Hoelang woon je in Nederland?
Wanneer is dat?
Dat is morgen.
Waarom doe je dat?
Ik ben boos 
Welke kleur is dat?
Rood
Hoe ga je naar school?
op de fiets.
Hoelang woon je in Nederland?
twee maanden

Slide 34 - Slide

maak 5 vragen 
Wie
Wat     Waar 
   Hoelang
Hoe      Welke 
Wanneer

Slide 35 - Slide


A
de woonkamer
B
de slaapkamer
C
de zolder
D
de keuken

Slide 36 - Quiz


A
het huis
B
de zolder
C
het daak
D
het dak

Slide 37 - Quiz


A
streikeizer
B
strijkeizer
C
strijkijzer
D
strijkijser

Slide 38 - Quiz


A
de deur
B
de muur
C
het kozijn
D
de kijzon

Slide 39 - Quiz


de toren is....
A
recht
B
klein
C
schaaf
D
scheef

Slide 40 - Quiz


A
de doek
B
de emmer
C
de bezem
D
de bazam

Slide 41 - Quiz


Slide 42 - Open question


Slide 43 - Open question

Slide 44 - Video


Slide 45 - Open question


A
de slapkamer
B
de slaapkamer
C
de saalpkamer
D
de slapenkamer

Slide 46 - Quiz

Hoelaat is het?

A
Half twee
B
Half 1
C
half 12
D
Half 4

Slide 47 - Quiz