Jan maakt een tafel.
Jan heeft een hobby.
Hij maakt graag dingen van hout.
Hij heeft al een stoel gemaakt en een kast.
Vandaag gaat hij een tafel maken.
Hij gaat eerst met de auto naar de winkel.
Hij koopt hout en schroeven.
Dan pakt hij een zaag.
Hij zaagt het hout op maat.
Hij boort gaten in het hout.
Dan gaat hij koffie drinken.
Hij schroeft de poten aan het blad met de schroevendraaier.
Hij heeft niet genoeg schroeven.
Het is al negen uur.
De winkel is dicht.
Hij kan de tafel niet afmaken.