Formuleren H2

Programma - 2 lesuren
  • Leesboek mee?! Stil lezen!
  • Bespreken opdracht 5 Woordenschat H2 
  • Herhaling theorie met LessonUp
  • Bespreken startopdracht Formuleren H2
  • Uitleg theorie
  • Opdrachten maken en bespreken
  • Woordenboekspel 


timer
15:00
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Programma - 2 lesuren
  • Leesboek mee?! Stil lezen!
  • Bespreken opdracht 5 Woordenschat H2 
  • Herhaling theorie met LessonUp
  • Bespreken startopdracht Formuleren H2
  • Uitleg theorie
  • Opdrachten maken en bespreken
  • Woordenboekspel 


timer
15:00

Slide 1 - Slide

Bespreken
Opdracht 5 Woordenschat H2, blz. 56-57

Slide 2 - Slide

Zelfstandige naamwoorden hebben in het Nederlands (net als in het Frans) een woordgeslacht. Hoeveel woordgeslachten hebben wij in het Nederlands?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 3 - Quiz

Het-woorden zijn altijd:
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
?

Slide 4 - Quiz

De-woorden zijn
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
Mannelijk of vrouwelijk, maar dat moet je meestal in het woordenboek opzoeken.

Slide 5 - Quiz

Wat valt je op aan het bijvoeglijk naamwoord 'mooi' in onderstaande voorbeelden?

een mooi meisje - een mooie jongen
het mooie meisje- de mooie jongen
A
Meestal schrijf je een bijvoeglijk naamwoord met een e aan het eind
B
Als je bij een onzijdig woord het lidwoord 'een' gebruikt valt de eind -e weg.
C
Er valt mij niks op.
D
Ik zie een verschil, maar ik weet niet waarom.

Slide 6 - Quiz

Bespreken
Startopdracht van Formuleren H2 
(blz. 62-63).


Slide 7 - Slide

de bal
het bal

Slide 8 - Slide

de patroon
de patroon

Slide 9 - Slide

het patroon
het patroon

Slide 10 - Slide

de portier
het portier

Slide 11 - Slide

Dit stad
Die meisje

Slide 12 - Slide

Verwijzen naar de- en het-woorden
Waarom is het niet 'die meisje', maar is het 'dit meisje'?
Waarom is het niet 'dit stad', maar is het 'die stad'?
Dat heeft te maken met het woordgeslacht.

Met de woorden 'die' en 'deze' verwijs je naar de-woorden.
Met de woorden 'dit' en 'dat' verwijs je naar het-woorden.
Ezelsbruggetje: de theemethode (het, dit, dat en de, deze, die)

Slide 13 - Slide

Verwijswoorden wijzen meestal terug naar een eerder genoemd woord!
Naar 'de-woorden' verwijs je terug met deze of die.
De bus die te laat kwam,....
Naar 'het-woorden' verwijs je terug met dit of dat.
Het cadeau dat ik kreeg.....
Ook naar een hele zin kun je met 'dat' terug verwijzen.
De vakantie is voorbij en dat vind ik erg jammer!

Slide 14 - Slide

Vul het juiste verwijswoord in:

Deze appel is lekker, maar ... daar smaakt zuur.
A
deze
B
die
C
dit
D
dat

Slide 15 - Quiz

Vul het juiste verwijswoord in.

... bureau is veel te hoog voor mij.

A
Deze
B
Die
C
Dit
D
Dat

Slide 16 - Quiz

Vul het juiste verwijswoord in.

Het bericht ... ik zojuist las, is niet waar.
A
deze
B
die
C
dit
D
dat

Slide 17 - Quiz

Vul het juiste verwijswoord in.

Ik kreeg een armband ... ik ontzettend mooi vond.
A
deze
B
die
C
dit
D
dat

Slide 18 - Quiz

Maken en bespreken
Maak opdracht 2 van Formuleren H2 
(blz. 62-63).

Klaar? Maak dan opdracht 3 en 5.
timer
5:00

Slide 19 - Slide

Bespreken opdracht 2
  1. De aanvoerder, die de zilveren bokaal omhooghield, kwam het podium op. 
  2. Het shirt dat daar hangt, vind ik wel mooi, maar dit hier staat me absoluut niet.

Slide 20 - Slide

Hier. Als iets dichtbij de spreker is, gebruik je dit/deze.
Daar. Als iets verder weg is, gebruik je dat/die.

Slide 21 - Slide

Bespreken opdracht 2
  • 3) Max kreeg voor straf een filmpje van een docent, dat hij op internet plaatste. 
  • 4) Deze oude tas van mij mag je wel gebruiken, maar die (deze) nieuwe leen ik niet uit.
  •  5) Vreemd dat dit stripblad, dat altijd goed werd verkocht, failliet is gegaan.
  • 6) Toen Marieke de trui met University of Florence zag, kocht ze die meteen.

Slide 22 - Slide

Zelfstandig werken
Maak opdracht 3 en 5 van Formuleren H2, blz. 63 (wat niet af is, is huiswerk!)

Je kunt zo meteen ook kijken hoe de instaptest van Spelling is gegaan.

Klaar? Ga nog even lekker lezen!

 

Slide 23 - Slide

Woordenboekspel
De docent daarna groepjes en vervolgens ga je met je groepje het Woordenboekspel spelen. De uitleg staat op blz. 57 van je boek!

Slide 24 - Slide