What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
1Vf - grammatica zinsdelen les 5
Nederlands - 1Vf
1 / 27
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
This lesson contains
27 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Nederlands - 1Vf
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen?
- Lezen
- Grammatica zinsdelen H2
Slide 2 - Slide
10 minuten lezen
Pak je boek.
Slide 3 - Slide
Grammatica zinsdelen
Werkwoordelijk gezegde
Pak je laptop en doe mee met LessonUp
Slide 4 - Slide
Hoe vind je het onderwerp van een zin?
Slide 5 - Open question
Wat voor soort woord is de persoonsvorm?
Slide 6 - Open question
Kan een zin meerdere werkwoorden hebben?
A
Ja!
B
Nee!
Slide 7 - Quiz
Werkwoordelijk gezegde
Werkwoordelijk gezegde:
bestaat uit alle
werkwoorden
in een zin!
Slide 8 - Slide
Het werkwoordelijk gezegde
Slide 9 - Slide
Kijk naar het filmpje
Slide 10 - Slide
Alle werkwoorden in de zin noem je samen:
A
het onderwerp
B
het naamwoordelijk gezegde
C
het werkwoordelijk gezegde
D
de persoonsvorm
Slide 11 - Quiz
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
'Peter heeft gisteren zijn scooterrijbewijs gehaald.'
A
heeft
B
heeft gehaald
C
gehaald
D
Er is geen werkwoordelijk gezegde
Slide 12 - Quiz
De persoonsvorm hoort altijd bij het werkwoordelijk gezegde.
A
juist
B
onjuist
Slide 13 - Quiz
Gaat Joris vanavond skaten?
Het werkwoordelijk gezegde =
A
gaat
B
Joris
C
vanavond
D
gaat skaten
Slide 14 - Quiz
Morgen ga ik lopend naar school.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
ga
B
ga lopend
C
lopend
Slide 15 - Quiz
Mijn buurman legt de lat hoog.
Legt =
A
alleen persoonsvorm
B
persoonsvorm en werkwoordelijk gezegde
C
alleen werkwoordelijk gezegde
Slide 16 - Quiz
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
'Peter heeft gisteren zijn scooterrijbewijs gehaald.'
A
heeft
B
heeft gehaald
C
gehaald
D
Er is geen werkwoordelijk gezegde
Slide 17 - Quiz
Een werkwoordelijk gezegde bestaat altijd uit meerdere werkwoorden.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 18 - Quiz
Morgen ga ik lopend naar school.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
ga
B
ga lopend
C
lopend
Slide 19 - Quiz
Wat is de afkorting van het werkwoordelijk gezegde?
A
wg
B
wwg
Slide 20 - Quiz
Welk zinsdeel wordt hier benoemd?
wordt benoemd =
A
Persoonsvorm
B
Werkwoordelijk gezegde
C
Onderwerp
Slide 21 - Quiz
De groene kat | is | over straat | gelopen.
| is | gelopen |
A
Onderwerp
B
Persoonsvorm
C
Werkwoordelijk gezegde
Slide 22 - Quiz
werkwoordelijk gezegde?
Hij heeft gisteren zijn pap niet gegeten.
A
hij heeft
B
heeft
C
heeft gegeten
D
heeft zijn pap gegeten
Slide 23 - Quiz
Het werkwoordelijk gezegde?
Wie was er vanmiddag aan het spelen?
A
wie
B
was
C
was spelen
D
was aan het spelen
Slide 24 - Quiz
werkwoordelijk gezegde?
Mijn vader wil mijn kamer opnieuw schilderen.
A
wil
B
wil schilderen
C
wil opnieuw schilderen
D
schilderen
Slide 25 - Quiz
De persoonsvorm zit altijd in het werkwoordelijk gezegde.
Is dat waar of niet waar?
A
waar
B
niet waar
Slide 26 - Quiz
Aan de slag
Maak opdracht 1 en 2 van Grammatica H2 (bladzijde 58 - 59).
Slide 27 - Slide
More lessons like this
Via Vervolg spelling en grammatica les 4
September 2024
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
Werkwoordelijk gezegde
January 2023
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
dinsdag 31 maart 2020 klas 1 mavo
March 2020
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
Ww gez en voorzetsel
April 2023
- Lesson with
26 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
Taalverzorging H3 - werkwoordelijk gezegde
March 2022
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
2mk2 grammatica
September 2022
- Lesson with
38 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
1HVc - grammatica zinsdelen les 8
October 2021
- Lesson with
28 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
TH1: Grammatica: pv, wg, ow
November 2024
- Lesson with
34 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1