Woordsoorten oefenen

Welke woordsoorten ken je?
1 / 20
next
Slide 1: Mind map
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Welke woordsoorten ken je?

Slide 1 - Mind map

Wat betekent de afkorting
lw

Slide 2 - Open question

Wat betekent de afkorting
bnw

Slide 3 - Open question

Wat betekent de afkorting
ww

Slide 4 - Open question

Wat betekent de afkorting
vw

Slide 5 - Open question

Wat betekent de afkorting
znw

Slide 6 - Open question

Anja zoekt schelpen.
Welke woordsoort is: Anja
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 7 - Quiz

De jongens lopen naar het voetbalveld
Welke woordsoort is: lopen
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 8 - Quiz

Het lelijke eendje werd een mooie zwaan.
Welke woordsoort is: lelijke?
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 9 - Quiz

Het lelijke eendje werd een mooie zwaan.
Welke woordsoort is: lelijke?
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 10 - Quiz

Het lelijke eendje werd een mooie zwaan.
Welke woordsoort is: zwaan?
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 11 - Quiz

Het lelijke eendje werd een mooie zwaan.
Welke woordsoort is: een
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 12 - Quiz

Het lelijke eendje werd een mooie zwaan.
Welke woordsoort is: mooie?
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 13 - Quiz

Benoem de woorden in de zin.
Sleep de woorden naar het juiste vakje
lw
bn
vz
znw
ww
De
hond
eet
brokjes

Slide 14 - Drag question

Benoem de woorden in de zin.
Sleep de woorden naar het juiste vakje
lw
bn
vz
znw
ww
Het
nieuwsgierige
kind
zit
in
de
kast.

Slide 15 - Drag question

Benoem de woorden in de zin.
Sleep de woorden naar het juiste vakje
lw
bn
vz
znw
ww
Anja
zoekt
witte
schelpen

Slide 16 - Drag question

Benoem de woorden in de zin.
Sleep de woorden naar het juiste vakje
lw
bn
vz
znw
ww
In
het
bos
loopt
een
hert.

Slide 17 - Drag question

Benoem de woorden in de zin.
Sleep de woorden naar het juiste vakje
lw
bn
vz
znw
ww
Achter
de
stoel
ligt
een
sok.

Slide 18 - Drag question

Benoem de woorden in de zin.
Sleep de woorden naar het juiste vakje
lw
bn
vz
znw
ww
Daisy
gaat
op
een
mooie
avond
dansen.

Slide 19 - Drag question

Benoem de woorden in de zin.
Sleep de woorden naar het juiste vakje
lw
bn
vz
znw
ww
Mevrouw  Baar
geeft
uitleg
in
de
les.

Slide 20 - Drag question