JAAR 4 - herhaling van de onderbouw

1 / 21
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Eeeeven herhalen!
Wiederholung Vokabeln und Grammatik Jahr 3

Slide 2 - Slide

Vertaal naar het Duits:
beleefd
A
heimlich
B
höflich
C
eifersüchtig
D
ehrlich

Slide 3 - Quiz

Vertaal naar het Duits:
uitnodigen
A
schenken
B
teilen
C
einladen
D
umarmen

Slide 4 - Quiz

Vertaal naar het Duits:
beloven
A
versprechen
B
verrückt
C
betrügen
D
beenden

Slide 5 - Quiz

Vertaal naar het Duits:
de teleurstelling
A
die Eifersucht
B
die Enttäuschung
C
die Beziehung
D
die Lüge

Slide 6 - Quiz

Vertaal naar het Duits:
delen

Slide 7 - Open question

Vertaal naar het Duits:
voelen

Slide 8 - Open question

Vertaal naar het NL:
die Torte

Slide 9 - Open question

Vertaal naar het NL:
die Frisur

Slide 10 - Open question


M
V
O
MV
1e nv
der
die
das
1...
3e nv
2...
3...
dem
den
4e nv
4...
die
das
die
A
1= den, 2= der, 3= der, 4= den
B
1= die, 2=den, 3=der, 4=den
C
1=die, 2= dem, 3= der, 4=den
D
1=den, 2=dem, 3=die, 4=dem

Slide 11 - Quiz

1e naamval=
3e naamval=
4e naamval=
A
onderwerp, meewerkend vw, lijdend vw
B
onderwerp, lijdend vw, meewerkend vw
C
persoonsvorm, lijdend vw, meewerkend vw
D
persoonsvorm, meewerkend vw, onderwerp

Slide 12 - Quiz

___ Mädchen schreibt ein___ Brief (m).
A
das, ein
B
die, einen
C
das, einen
D
die, einer

Slide 13 - Quiz

___ Mann gibt ___ Frau eine Rose
A
der, die
B
den, die
C
den, der
D
der, der

Slide 14 - Quiz

Regels van de keuzevoorzetsels:
waar? = 4e naamval
wanneer? = 3e naamval
waarheen? = 3e naamval
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quiz

Das Buch liegt auf ____ Tisch (m).
A
dem
B
den
C
der

Slide 16 - Quiz

Ich lege das Geld auf ____ Tisch.
A
dem
B
den
C
der

Slide 17 - Quiz

ww vervoegen met feesttenten:
Thommy ___(machen) seine Hausaufgaben.

Slide 18 - Open question

ww vervoegen met feesttenten:
Meine Mutter ____(arbeiten) bei Ikea.

Slide 19 - Open question

ww vervoegen met feesttenten:
______(spielen) du Playstation?

Slide 20 - Open question

ww vervoegen met feesttenten:
______(tanzen) du HipHop?

Slide 21 - Open question