H4.1 De geslachtsorganen

thema 4 voortplanting
1 / 24
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with text slides and 4 videos.

Items in this lesson

thema 4 voortplanting

Slide 1 - Slide

Afspraken
1. Gebruik woorden die in het boek gebruikt worden.
2. We praten niet over iemand (geen namen). 
3. Niet over jezelf, te-persoonlijk.
4. Beetje lacherig? - uit onzekerheid? - omdat je hierover nog niet (vaak) gesproken hebt?
5. Stoer? - 'ik weet het wel' - 'ik ben populair en laat zien hoe we hier met elkaar over praten'
                   - 'dan durft niemand wat tegen mij te zeggen'
6. Geen discriminerende, pijnlijke/lacherige opmerkingen over:
     hetero / homo / lesbisch / bi / transgenders etc.

We praten dus gewoon over seksualiteit, dat is wennen omdat het wat ongewoon is?!

Slide 2 - Slide

Wat ga je leren?
- Je kunt uitleggen welke organen tot het voortplantingsstelsel behoren.
- Je kunt de delen van de geslachtsorganen van een man en een vrouw noemen, inclusief de overeenkomsten en verschillen.
- Je kunt de primaire geslachtskenmerken noemen.

Slide 3 - Slide

Ieder mens is anders. Dat begint al voordat je geboren bent. Iedere baby ontwikkelt zich op zijn eigen manier. Tijdens de zwangerschap wordt ook je geslacht bepaald.

Slide 4 - Slide

Geslachtskenmerken
Als een baby geboren is, zie je meestal meteen of het een jongetje of een meisje is. Dat noem je het geslacht of de sekse van de baby. De kenmerken waaraan je het geslacht herkent, noem je de geslachtskenmerken.

Slide 5 - Slide

Primaire geslachtskenmerken
Geslachtskenmerken vanaf je geboorte= primaire geslachtskenmerken. 
De primaire geslachtskenmerken kun je deels aan de buitenkant zien:
• Een jongen herken je aan zijn penis en zijn balzak.
• Een meisje herken je aan haar vulva (vulvalippen, clitoriseikel en opening van de vagina).

Slide 6 - Slide

Intersekse
Soms kun je aan de buitenkant niet meteen zien of de baby een jongen of een meisje is. De baby heeft dan mannelijke en vrouwelijke kenmerken. Dit noem je intersekse.
Bij intersekse kunnen geslachtskenmerken van beide geslachten aanwezig zijn.

Slide 7 - Slide

Intersekse
Het kan ook betekenen dat de ontwikkeling tot volwassen man of vrouw anders verloopt dan verwacht. Soms blijkt pas in de puberteit dat iemand intersekse is.

Intersekse personen zijn niet ongezond en voelen zich vaak gewoon man of vrouw. 

In Nederland wordt er gemiddeld één keer per week een intersekse baby geboren. 

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Het voortplantingsstelsel
Het voortplantingsstelsel bestaat uit alle organen die een rol spelen bij de voortplanting. 
De geslachtsorganen zorgen ervoor dat mensen zich kunnen voortplanten. 
Ook de borsten van de vrouw zijn een onderdeel van het voortplantingsstelsel.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Vrouw
De geslachtsorganen zijn deels aan de buitenkant zichtbaar. 

  • Clitoris =gevoelig voor prikkels die een fijn gevoel geven. Alleen de clitoriseikel (glans) is aan de buitenkant zichtbaar.
  • omgeven door een huidplooi: de clitorishoed
  • De binnenste vulvalippen zijn gladde huidplooien. Aan de bovenkant komen ze samen onder de clitoris. 
  • Tussen de binnenste vulvalippen liggen de openingen van de urinebuis en van de vagina
  • Om de binnenste vulvalippen liggen de buitenste vulvalippen. Dit zijn de behaarde huidplooien. 
  • Bij de meeste vrouwen zijn de binnenste vulvalippen na de puberteit groter dan de buitenste.

Slide 12 - Slide

maagdenvlies
  • Het maagdenvlies is geen vlies
  • een klein dun randje en niet iedereen heeft het

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Man
  • Bij de man is de top van de penis, de eikel, erg gevoelig. 
  • De eikel is bedekt met een dunne huidplooi: de voorhuid. Deze beschermt de eikel. De voorhuid is zo ruim dat je deze over de eikel kunt terugtrekken.
  • Achter de penis hangt de balzak
  • In deze huidplooi bevinden zich de teelballen.
  • De huid van de balzak kan gerimpeld of glad zijn, met haar of kaal. 

Slide 15 - Slide

penis
De penis bestaat uit de eikel, de voorhuid, zwellichamen en de urinebuis. 
Door de urinebuis komt ook sperma naar buiten. 

voorhuid kan weggesneden worden= besnijdenis= hygienisch of geloof.

Slide 16 - Slide

In- en uitwendige geslachtsorganen
Bij de vrouw ligt het grootste deel van het geslachtsorgaan binnenin de onderbuik. Een vrouw heeft een :
baarmoeder, eileiders en eierstokken. 

In elke eierstok zitten honderdduizenden onrijpe eicellen. 

Eicellen zijn de vrouwelijke geslachtscellen.

Slide 17 - Slide

In- en uitwendige geslachtsorganen
De vagina = kanaal naar de baarmoeder. 
Vooraan in de vagina ligt het maagdenvlies. Het maagdenvlies is een randje weefsel aan het begin van de vagina. Het is geen dicht vlies. Sommige meisjes hebben geen maagdenvlies bij de geboorte.
Het grootste deel van de clitoris ligt inwendig. Dit inwendige deel bestaat uit zwellichamen. Als een vrouw seksueel opgewonden raakt, vullen de zwellichamen zich met bloed. Ze worden daardoor groter en steviger.

Slide 18 - Slide

zijaanzicht
Als de eicel na de ovulatie wordt bevrucht door een zaadcel van een man, kan hij wel in leven blijven. In de baarmoeder kan de bevruchte eicel zich ontwikkelen tot een kind. De vrouw is dan zwanger.

Een eicel is de grootste menselijke cel (zie afbeelding 3). Een eicel is zo groot doordat hij veel reservevoedsel bevat. Dit reservevoedsel is nodig voor de eerste ontwikkeling nadat de eicel is bevrucht.

Slide 19 - Slide

In de balzak liggen twee teelballen= produceren zaadcellen. Dit zijn de geslachtscellen van de man.

Op de beide teelballen liggen de bijballen. Vanaf de bijballen lopen de zaadleiders langs de zaadblaasjes en de prostaat in de onderbuik van de man. De zaadleiders vervoeren de zaadcellen. 
Bij de prostaat komen de zaadleiders uit in de urinebuis. 

De urinebuis loopt door de penis.

Slide 20 - Slide

Erectie
 De rode delen heten 'zwellichamen'.
Zwellichamen vullen zich met bloed. Zo krijgt een man een stijve penis. 
Een ander woord voor stijve penis is 'erectie'. 

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Vragen??
Hw =

Kader= 4.1 opdr 1 tm 6
Basis 4.1 opdr 1 tm 6

Slide 24 - Slide