Dinsdag 17.11.20 Hoofdstuk 3

Donnerstag, den 12.November2020
Toets Kapitel 3 is op: 2.december 2020 tijdens het 1e uur. Stof is: Trabitour –
 Woorden & zinnen: 
-Wörterliste A (Seite 106) -Wörterliste B (Seite 106) 
-Wörterliste DF (Seite 107) - Wörterliste G (Seite 107) 
-Plauderecke C (Seite 108) -Plauderecke H (Seite 108) 
Grammatica: 
zwakke werkwoord met een stam op een -d of -t -zwakke werkwoord met een stam op een sisklank (-s, -ss, -ß, -z, -x) -zwakke werkwoord (herhaling) 
-onbepaalde lidwoord -bezittelijk voornaamwoord -bepaalde lidwoord (herhaling) 

Landeskunde: 
Essen und Trinken in DACH-Ländern Kapitel 3 - luisteropdrachten
1 / 23
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Donnerstag, den 12.November2020
Toets Kapitel 3 is op: 2.december 2020 tijdens het 1e uur. Stof is: Trabitour –
 Woorden & zinnen: 
-Wörterliste A (Seite 106) -Wörterliste B (Seite 106) 
-Wörterliste DF (Seite 107) - Wörterliste G (Seite 107) 
-Plauderecke C (Seite 108) -Plauderecke H (Seite 108) 
Grammatica: 
zwakke werkwoord met een stam op een -d of -t -zwakke werkwoord met een stam op een sisklank (-s, -ss, -ß, -z, -x) -zwakke werkwoord (herhaling) 
-onbepaalde lidwoord -bezittelijk voornaamwoord -bepaalde lidwoord (herhaling) 

Landeskunde: 
Essen und Trinken in DACH-Ländern Kapitel 3 - luisteropdrachten

Slide 1 - Slide

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
  1. So- in lessonUp - log met je klassencode in: cljlu 
  2. Uitleg zwak werkwoord met uitzonderingen - Aufgaben 6 und 8
  3. Wörter B - leren en oef. 5
  4. Plauderecke C en oef. 10

             


Programm
Lernziele für heute: 
Wörter
• Je kent de woorden uit woordenlijst A 
Grammatik
• Je kunt alle werkwoorden die je geleerd hebt, toepassen

Slide 2 - Slide

Mache jetzt: 
Üb 3 - die du als Hausaufgabe gemacht hast.

Slide 3 - Slide

Üb 3
1 Wenn du nicht wenigstens mal probierst, weißt du ja nicht, wie es schmeckt.
2 Was möchtest du gern als Nachtisch, Schokoladenpudding oder ein Eis?
3 Ich kann doch die Suppe nicht mit der Gabel essen, gib mir bitte einen Löffel.
4 Mein Vater kann besser kochen als meine Mutter, aber er macht es nicht sehr gern.
5 Milch muss im Kühlschrank stehen, sonst wird sie schlecht.
6 Ich kann die Gurke und die Tomaten nicht schneiden, das Messer ist nicht scharf.
7 Warum essen viele Kinder Spinat nicht gern? Er ist doch so gesund und so schön grün.
8 Rosenkohl klingt eigentlich wie eine Blume, nicht wie ein Lebensmittel.


Slide 4 - Slide

Übersetze: 
1. de appel + mv 2. de wortel
3. de vork 4. de aardbei
5. de groente 6. de sinaasappel
7. de levensmiddelen
8. de komkommer
9. het fruit
10. de lepel

Slide 5 - Slide

Vervoeg haben, sein, werden, machen:
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie
Sie

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Link

Slide 8 - Link

Konjugation der Verben
Wie lief das?
Lies bitte jetzt Übung 6 und erzähle mir was ist anders hier? 

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Jetzt machen wir zusammen
Aufgabe 4

Slide 20 - Slide

Aufgabe 4
1 R
2 F
3 R
4 R
5 R
6 F
7 R
8 F


Slide 21 - Slide

Hausaufgaben
  1. Wörter A wiederholen en B lernen
  2. Plauderecke C lernen
  3. Verben konjugieren en Übung 8 machen
  4. Übungen die du in der Stunde nicht fertiggemacht hast, machen. 
  5. Möchtest du weiter lernen oder die Erklärung von der Konjugation sehen - geh zu: https://oscarromerotalen.nl/Duits/Oefeningen/Grammatica.htm

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Link