Kapitel 3 les 3

• Duits
• Middelbare school
• vmbo g, t
• Leerjaar 1

Kapitel 3

Periode 2

Leestoets (PW)  vandaag (1i)

PO vlog week 10

Proefwerkweek week 11+12

Was machen wir heute

 

Leestoets V1I

- Hausaufgaben

- PO Arbeit

- Nico's weg

Neue Grammatik

- Spiel mit verben

 

 

lezen

10 minuten in stilte lezen

Hausaufgaben 2 + 3

Aufgabe 2

1 A

2 B

3 B

4 B

5 B

6 A

Aufgabe 3

1 Wenn du nicht wenigstens mal probierst, weißt du ja nicht, wie es schmeckt.

2 Was möchtest du gern als Nachtisch, Schokoladenpudding oder ein Eis?

3 Ich kann doch die Suppe nicht mit der Gabel essen, gib mir bitte einen Löffel.

4 Mein Vater kann besser kochen als meine Mutter, aber er macht es nicht sehr gern.

5 Milch muss im Kühlschrank stehen, sonst wird sie schlecht.

6 Ich kann die Gurke und die Tomaten nicht schneiden, das Messer ist nicht scharf.

7 Warum essen viele Kinder Spinat nicht gern? Er ist doch so gesund und so schön grün.

8 Rosenkohl klingt eigentlich wie eine Blume, nicht wie ein Lebensmittel.

Hausaufgaben 4 & 5

Aufgabe 4

1 R

2 F

3 R

4 R

5 R

6 F

7 R

8 F

Aufgabe 5

Knut an der Nordsee

We bespreken de tekst met de vragen

PO

Hoe ver zijn jullie met de vlog?

Hebben jullie al een script?

Vragen:

Ich wohne in Voorburg wo wohnst du?

er wohnt in Voorburg, 

ihr wohnt in....

Wir wohnen in......

enz. 

NIco's Weg

Kijk mee naar de film en pak je antwoorden in classroom erbij

Vragen:

Ich wohne in Voorburg wo wohnst du?

er wohnt in Voorburg, 

ihr wohnt in....

Wir wohnen in......

enz. 

Werkwoorden waarvan de stam eindigt op een -s klank

Wat is een -s klank? 

-s / ss

-z

- ß

Hoe zat het ook al weer met de feesttentenregel?

We maken een schema, schrijf mee!

Werkwoorden waarvan de stam eindigt op een -t of -d

 

Hoe zat het ook al weer met de feesttentenregel?

We maken een schema, schrijf mee!

Werkwoorden waarvan de stam eindigt op een -n - m 

 

Hoe zat het ook al weer met de feesttentenregel?

We maken een schema, schrijf mee!

(Sitzen) Du ..... neben Karin

1. sitzst
2. sitzt
3. sitze
4. sitzen

(beißen)Mein Hund (er) beißt alles kaput

1. Beißt
2. Beißst
3. Beißen
4. Beiße

(sagen) ........du mir deinen Namen?

1. sage
2. sagt
3. sagst
4. sagen

(schreiben) Dann .....
ich dir.

1. Schreibst
2. schreibt
3. shreiben
4. schreibe

(salzen) ..... du den Pfannkuchen?

1. salzt
2. salzst
3. salzen
4. salze

Spiel mit Verben

We kijken eerst even naar het huiswerk van volgende week

daarna; 

We gaan een spel spelen met de werkwoorden en de feesttenten regel.

Luister naar de uitleg van de docent

Hausaufgaben

Machen:

 Kapitel 3 : Übung 8 Seite 84

Seite 170 Übung 1 en 2

Seite 171 Übung  1 und 3

Lernen: Wörterliste A en B

 Wörterliste A (Kapitel 3)