Spelling en ww-spelling H5

Instructie voor online werken
- Lees minstens 15 minuten in je Nederlands leesboek
- Lees de uitleg op blz. 154 en blz. 156 over de spelling van het bijvoeglijk naamwoord en maak de planning: Spelling bijvoeglijk naamwoord = huiswerk voor donderdag
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Instructie voor online werken
- Lees minstens 15 minuten in je Nederlands leesboek
- Lees de uitleg op blz. 154 en blz. 156 over de spelling van het bijvoeglijk naamwoord en maak de planning: Spelling bijvoeglijk naamwoord = huiswerk voor donderdag

Slide 1 - Slide

Lesdoelen 
- Je leert (stoffelijke) bijvoeglijke naamwoorden correct te spellen
- Je leert de spelling van deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord
- je weet wanneer de formatieve toets is en wat de toetsstof is (ook voor de eindtoets)

Slide 2 - Slide

Lesprogramma
- Instructie voor de leerlingen die online werken (5 min)
- Welkom en mededeling: toets
- Terugblikquiz: Lastige verwijswoorden (10 min)
- Uitleg: Spelling Bijvoeglijk naamwoord (10 min)
- Zelfstandig werken 

Slide 3 - Slide

Terugblik
Lastige 
verwijswoorden
wat/dat
hen/hun

Slide 4 - Slide

hen of hun

Hun boeken leggen ze in de kast
Hij geeft het boek aan hen.
Hij kent hen goed.
Hij geeft hun het boek.

Slide 5 - Slide

Ik heb ... dat boek al gegeven.
A
hen
B
hun

Slide 6 - Quiz

Het werk ... hij op vrijdagmiddag bij de AH doet, levert niet veel op.
A
wat
B
dat

Slide 7 - Quiz

Is dat alles ... we nodig hebben?
A
wat
B
dat

Slide 8 - Quiz

Mijn neef, ... ik gisteren geskypet heb, is vandaag jarig.
A
waarmee
B
met wie

Slide 9 - Quiz

Het boek ... hij aanprees, heb ik gekocht.
A
dat
B
wat

Slide 10 - Quiz

De kat, ... ik woensdag naar de dierenarts ging, is gecastreerd
A
waarmee
B
met wie

Slide 11 - Quiz

Het schilderij .... je hebt opgehangen, hangt scheef.
A
wat
B
dat

Slide 12 - Quiz

Ik ben gisteren met ... meegefietst en heb ... daarna getrakteerd op pizza.
A
hen/hun
B
hen/hen
C
hun/hen
D
hun/hun

Slide 13 - Quiz

welkom!

Slide 14 - Slide

Spelling Bijvoeglijk naamwoord
- Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. 
- De spelling van het bijvoeglijk naamwoord hangt af van het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort. 

Slide 15 - Slide

Spelling bijvoeglijk naamwoord
Veel bijvoeglijk naamwoorden heb een korte vorm (mooi) en een lange vorm met -e (mooie)
Die vrouw is slim 
De slimme vrouw 

Slide 16 - Slide

Manieren om een lange vorm van het bijv nw te maken. 
• Zet een -e achter het woord: 
– klein → kleine; sterk → sterke; nieuw → nieuwe. 
• Verdubbel de laatste letter en zet een -e achter het woord: 
– fris → frisse; glad → gladde; wit → witte. 
• Haal een a, e, o of u weg en zet een -e achter het woord: 
– traag trage; leeg → lege; dood dode; zuur zure.​​ 
• Verander een -f in een -v- of een -s in een -z- en zet een -e achter het woord: 
– lief → lieve; naïef → naïeve; grijs → grijze; vlekkeloos → vlekkeloze. 
 Sommige bijvoeglijke naamwoorden schrijf je met een trema (twee puntjes boven een klinker): financieel → financiële; industrieel → industriële. Daarmee geef je aan dat bij die klinker een nieuwe lettergreep begint. Zo voorkom je dat het woord verkeerd wordt uitgesproken.

Slide 17 - Slide

Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden
Ouderwetse stoffen:  -en
Moderne stoffen:              

Slide 18 - Slide

Schrijven bijvoeglijk naamwoord
De meeste zelfstandige naamwoorden zet je in het meervoud door er -(e)n, -s, of -eren achter te zetten. Vaak kun je het meervoud gewoon opschrijven zoals je het hoort. Sommige zelfstandige naamwoorden hebben een bijzondere meervoudsvorm. In dit overzicht zie je zulke woorden met hun spellingsregel.

Slide 19 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
- gewoon bijvoeglijk naamwoord
- stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
- bijvoeglijk naamwoord dat is afgeleid van een voltooid of onvoltooid deelwoord

Slide 20 - Slide

Regels voor het (on)voldooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord:

- Gebruik de verlengproef als je niet weet of je een -d of -t moet schrijven. 
- Schrijf een (on)voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord altijd ZO KORT MOGELIJK

Dus: de danseres was mooi gekleed = 
                                                    de mooi GEKLEDE danseres

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Bnw afgeleid van vdw
Van werkwoorden kun je bijvoeglijk naamwoorden maken. Je gebruikt hiervoor het voltooid deelwoord.

Slide 23 - Slide

De gelope/ gelopen race
1. Maak een zin met het voltooid deelwoord van vergroten. 
De race is ..... 
2. Eindigt dit op -en? 
Zo ja: bijv nw eindigt ook op -en 
Zo nee: dan schrijf je het bijv. nw zo kort mogelijk

Slide 24 - Slide

De vergrootte / vergrote foto
1. Maak een zin met het voltooid deelwoord van vergroten.
De foto is .....
2. Eindigt dit op -en? 
Zo ja: bijv nw eindigt ook op -en
Zo nee: dan schrijf je het bijv. nw zo kort mogelijk

Slide 25 - Slide

Aan de slag
maak: Spelling werkwoorden opdracht 1 t/m 5 blz 157

daarna: Neem de theorie door en maak:
blz 258  opdracht 1 en 2
blz 261 opdracht 3-4-5-6-7-8

Slide 26 - Slide