16e en 17e eeuw bij Dautzenberg deel 2 (paragraaf 10 en 11)

De 16e en 17e eeuw
Literatuur: geschiedenis en theorie
Paragraaf 9 en 10
1 / 43
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

De 16e en 17e eeuw
Literatuur: geschiedenis en theorie
Paragraaf 9 en 10

Slide 1 - Slide

Huiswerk
Eerst een paar vragen over de stof van afgelopen week.

Slide 2 - Slide

De renaissance begon buiten Italië in de 14e eeuw.
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quiz

Vraag 3: Wat betekent Renaissance?
A
Teruggekeerde tijd
B
Wedergeboorte
C
Klassieke tijd
D
Wederopstanding

Slide 4 - Quiz

Waaraan was het succes van de Renaissance en het humanisme te danken?
A
Uitvinding van internet
B
Kruistochten
C
Uitvinding boekdrukkunst
D
Reizen

Slide 5 - Quiz

De term 'Gouden Eeuw' zou de negatieve kanten van de 17e eeuw negeren. Wat is geen 'negatieve kant'?
A
armoede
B
slavernij
C
oorlog
D
tolerantie

Slide 6 - Quiz

Er is op dit moment veel kritiek op de term 'Gouden Eeuw'. Wat vind premier Rutte van deze term?
A
Het is een prachtige term waar we trots op mogen zijn.
B
Het is gewoon een ander woord voor 17e eeuw
C
Een schande in de Nederlandse geschiedenis.
D
Het is gewoon een term.

Slide 7 - Quiz

Vorige les in het kort

Slide 8 - Slide

Historische achtergrond
Burgerij steeds machtiger en rijker, kerk verliest gezag:
Ontstaan de Absolute Monarchie: 
In Nederland: 
  • Tachtigjarige oorlog (1568-1648); 
  • In 1587 Republiek der Verenigde Nederlanden;
  • bloeiperiode in de Noordelijke Nederlanden;
  • Economische neergang Zuidelijke Nederlanden. 

Slide 9 - Slide

De Renaissance
Een cultuurbeweging
Paragraaf 10 (blz. 32-33)

Slide 10 - Slide

Kunst en cultuur: Renaissance
- wedergeboorte -
Nieuwe cultuurbeweging, ontstaan in 14e eeuw in Italië; 
Men zet zich af tegen de middeleeuwse cultuur en laat de klassieke cultuur herleven;
Humanisten: onderzoekers van de klassieke cultuur.

Slide 11 - Slide

Humanisten
  • De eerste onderzoekers naar de klassieke cultuur;
  • Komen op basis van klassieke teksten tot nieuwe visie over de rol van de mens;
  • Theocentrisch (op God gericht) wereldbeeld werd vervangen door antropocentrisch (op de mens gericht) wereldbeeld. 
  • Wat de mens presteert is geen gave Gods maar aanleg en talent.

  • De eerste onderzoekers naar de klassieke cultuur;
  • Komen op basis van klassieke teksten tot nieuwe visie over de rol van de mens;
  • Theocentrisch (op God gericht) wereldbeeld werd vervangen door antropocentrisch (op de mens gericht) wereldbeeld. 
  • Wat de mens presteert is geen gave Gods maar aanleg en talent.
Humanisten

Slide 12 - Slide

Erasmus (1466-1536)
Een van de bekendste humanisten. Hij
  • had een afkeer van kerkelijke rituelen;
  • gebruikte de klassieke literatuur als leidraad voor studie (Bijbel);
  • pleitte voor gematigdheid, gewetensvrijheid en tolerantie;
  • kritiseerde de misstanden in de katholieke kerk (sloot zich niet aan bij hervormers);
  • schreef Lof der zotheid (mensen laten zich leiden door domheid, dwaasheid en zelfbedrog).

Slide 13 - Slide

Kenmerkend voor Renaissance
  1. Antropocentrisme: leven op aarde net zo belangrijk als het hiernamaals (t.o.v. Theocentrisme) 
  2. Individualisme: mens maakt niet langer deel van een groter geheel (stand, kerk, dorp), ieder mens is uniek. 
  3. Empirisme: zelf onderzoek doen op basis van zintuigelijke ervaringen, niet zomaar overnemen wat autoriteiten zeggen.

Slide 14 - Slide

 1. Antropocentrisme
<> theocentrisme

Menselijke prestaties waren niet langer ingegeven door God, maar kwamen uit de persoon zelf voort.



2

Slide 15 - Slide

2. Individualisme
Ieder was een individuele persoonlijkheid die tot grootse dingen in staat was, niet dankzij de gemeenschap waarin hij leefde, maar door zijn eigen verstand en wilskracht
3

Slide 16 - Slide

Homo universalis
De ideale mens:
- is een uniek individu
- kan alles worden wat hij wil
- het geloof in eigen kunnen is grenzeloos.

Een universeel mens die op alle gebieden van de menselijke cultuur uitblonk.




Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

3. Empirisme
het zelf onderzoeken/willen uitvinden hoe de natuur en de wereld in elkaar zitten.

--> Bloei van de wetenschap

Slide 19 - Slide

Empirisme 
Kennis opdoen door uit ervaringen te leren;
theorieën bewijzen d.m.v. experimenteren;
zorgt voor wetenschappelijke opbloei:
  • In de natuurwetenschap;
  • In de geesteswetenschappen. 

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

  • theorie zwaartekracht
  • grondlegger mechanica
  • medeschepper dfferentiaalrekenen

Slide 22 - Slide

(Cartografie)
(Bronnenonderzoek)

Slide 23 - Slide

Geloof
Door individualisme en het empirisme bestudeerde men de Bijbel opnieuw.

Gevolg:  Hervormingen  met als doel het ware geloof in ere herstellen.

Hervorming/Reformatie/ Protestantisme
Let op: nog steeds veel analfabeten!

Slide 24 - Slide

Reformatie (1)
  • Betekent hervorming

  • In dit geval hervorming van de katholieke kerk

  • Begint aan het einde van de middeleeuwen, in de 15e eeuw

  • Protesteren tegen de macht en rijkdom (o.a. door aflaten) van de katholieke kerk

Slide 25 - Slide

Reformatie (2)
  • Belangrijkste hervormers: Maarten Luther en Johannes Calvijn

  • In 1517 komt Luther met 95 stellingen (vooral tegen aflaten)

  • Hij hoopt dat de Paus mee wil denken en de Kerk zal hervormen

  • Luther wordt echter door de Paus in de ban gedaan

Slide 26 - Slide

Waarom heeft Luther succes?
  • Door de uitvinding van de boekdrukkunst kunnen de teksten van Luther snel worden gekopieerd en verspreid.
  • Luther wordt gesteund én beschermd door machtige Duitse vorsten.
  • De ideeën (van eenvoud en soberheid) spreken veel arme gelovigen aan.
  • Veel gelovigen zijn het niet eens met de aflaten: Luther durft er iets van te zeggen.

Slide 27 - Slide

Maarten Luther (1483-1546)
Duitse monnink die grote moeite had met de aflaten en levensstijl van de geestelijken. 
Veel aanhangers in Duitsland.
Johannes Calvijn (1509-1564)
Zwitserse hervormer die vond dat beelden niet in de Kerk thuishoorden. 
Veel aanhangers in Nederland

Slide 28 - Slide

Gevolgen van de reformatie
  • Splitsing in de christelijke kerk (1517): ontstaan van de protestantse kerken (ook wel: hervormde- of gereformeerde kerk) naast de katholieke Kerk

  • Protestantse kerk spreekt veel (arme) mensen in West-Europa aan.

  • Vervolging van protestanten (ketters)

Slide 29 - Slide

Verschillen middeleeuwen - renaissance

Slide 30 - Slide

Kenmerken renaissancekunst
  1. Realisme: natuurgetrouw, zo echt mogelijk (perspectief/uitbeelden karakter, gevoelens, relatie)
  2. Estheticisme (= schoonheidsleer): kunst moet mooi zijn (symmetrie in kunst)
  3. Classicisme: weergeven taferelen klassieke oudheid en mythologie  

Slide 31 - Slide

De geboorte van Venus (Botticelli)

Slide 32 - Slide

Niet realistisch: anatomie, perspectief en historische juistheid
Giotto di Bondone: de bezwering van christus

Slide 33 - Slide

Huyswerck 4 februari
Lees paragraaf 12: literatuur en taal
Maak een samenvatting van deze paragraaf
Maak  nu de volgende opdrachten (= ook huiswerk)

Slide 34 - Slide

Een paar vragen

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Waarom is de 'vitruviusman' zo'n sterk beeld voor de renaissance?

Slide 37 - Mind map

Vul aan:
Antropocentrisme is de opvatting dat

Slide 38 - Open question

Vul aan:
Individualisme is de opvatting dat

Slide 39 - Open question

Vul aan:
Empirisme is de opvatting dat

Slide 40 - Open question

Wat is het tegenovergestelde van antropocentrisme?
A
estheticisme
B
classicisme
C
theocentrisme
D
realisme

Slide 41 - Quiz

Wat is de invloed van het empirisme en individualisme op het geloof?
A
Men ging de bijbel bestuderen en kwam tot de conclusie dat alles goed gaat.
B
Men ging de bijbel bestuderen en nam niet langer zonder meer aan wat de kerk zei.
C
Men ging het geloof van binnenuit (binnen de RK-kerk) hervormen.
D
Door het bestuderen van de bijbel wist men eindelijk wat het ware geloof was.

Slide 42 - Quiz

Veel mensen geloofden ook na de middeleeuwen nog in heksen. Tot wanneer duurde de heksenvervolgingen?
A
15e eeuw
B
16e eeuw
C
17e eeuw
D
18e eeuw

Slide 43 - Quiz