thema 6 hoofdstuk1 woordenschat

1 / 15
next
Slide 1: Video

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Thema 6 HOBBY'S

Slide 2 - Slide

START blz 88

Maak de startopdrachten op bladzijde 88 tm 91 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Bladzijde 92
Bekijk de leerdoelen op bladzijde 92

welke dingen kun je al, en welke wil je nog leren? 
Noteer dit op bladzijde 93/ 94 

timer
10:00

Slide 5 - Slide

Woordenschat thema 6 

Bladzijde 97 

Slide 6 - Slide

FOUT
GOED
Dewi heeft talent voor ballet, ze het kan het niet zo goed
Katy is lid van een voetbalclub. Ze voetbalt elke zaterdag met een team

Slide 7 - Drag question

Maak opdracht 2 en 3
bladzijde 97 tm 100

klaar en moet je wachten?                       Maak opdracht 4
timer
10:00

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Overdrijven  

Je maakt iets groter, mooier of erger dan het is
Figuurlijk taalgebruik 

Slide 10 - Slide

In welke zin staat een overdrijving?
A
Peter wordt gek van de jeuk.
B
Peter moet een kleine boodschap.
C
Dylan is de beste voetballer uit zijn team
D
Peter heeft erge honger.

Slide 11 - Quiz

Wat is GEEN voorbeeld van een overdrijving
A
De dag duurde zo lang dat ik in slaap viel
B
Het was een eindeloos durende dag
C
Het was een doodsaaie dag
D
Het was een leuke dag

Slide 12 - Quiz

Maak opdracht 5
bladzijde 102
timer
5:00

Slide 13 - Slide

Samen lezen tekst bladzijde 103
"Naar het ziekenhuis" 

Welke 5 overdrijvingen zie je ? 
Onderstreep ze in de tekst 


Slide 14 - Slide

Bedenk een overdrijving
bij dit plaatje

Slide 15 - Open question