3.3 Luchtcirculaties

Wat gaan we doen?
Bespreken paragraaf 3.3 
Opdrachten maken
Leerdoelen
Je begrijpt hoe passaten en moessons ontstaan én hoe deze invloed kunnen hebben op een gebied. 
1 / 21
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 25 min

Items in this lesson

Wat gaan we doen?
Bespreken paragraaf 3.3 
Opdrachten maken
Leerdoelen
Je begrijpt hoe passaten en moessons ontstaan én hoe deze invloed kunnen hebben op een gebied. 

Slide 1 - Slide

3.3

Slide 2 - Slide

3.3 Luchtcirculaties

Slide 3 - Slide

Je weet hoe de luchtdrukverschillen in de tropen en subtropen ontstaan.
Je weet hoe passaten en moessons ontstaan.
Je weet hoe lagedrukgebieden op de gematigde breedten ontstaan.
Je weet hoe de hogedrukgebieden rond de polen ontstaan.
timer
5:00
Lezen paragraaf 3.2

Slide 4 - Slide

Zone van lage luchtdruk rondom de evenaar die het gevolg is van de intensieve verhitting op plaatsen met een loodrechte zonnestand. De ITCZ heeft geen vaste ligging maar verschuift met het verplaatsen van de loodrechte zonnestand. Omdat land sneller opwarmt dan zee, is de verschuiving boven land het sterkst.
Constant waaiende wind aan het aardoppervlak van het subtropisch hogedrukgebied rond 30° breedte naar de Intertropische Convergentiezone (ITCZ) rond de evenaar.
Een passaat waarbij sprake is van een halfjaarlijkse omkering van de windrichting. In de zomer is er een natte moesson (sterke verhitting en lage luchtdruk) en in de winter een droge moesson (afkoeling en hoge luchtdruk).
Intertropische Convergentiezone (ITCZ)
passaat
moesson

Slide 5 - Drag question

Er zijn van evenaar naar pool verschillen in temperatuur, omvang van de neerslag en overheersende windrichting. Bepalend hiervoor zijn de aanwezige luchtcirculatie en verschillen in de stralingsdichtheid van de zon.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Link

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Lage luchtdruk
Kernen van lage luchtdruk​

Stijgende lucht door opwarming of botsing van luchtsoorten (warm-koud)​
    - versterkt door convergentie van lucht aan het​ aardoppervlak​
Lucht stijgt op, koelt af, condenseert​
    - gevolg: wolken en neerslag​
Corioliskracht zorgt voor draaiende beweging​
    - noordelijk halfrond: tegen de klok in (cyclonale beweging)






Slide 17 - Slide

Hoge luchtdruk
Kernen van hoge luchtdruk​

- Dalende lucht, versterkt door divergentie van lucht aan het aardoppervlak​
- Lucht daalt, warmt op, kan meer waterdamp bevatten​
   --> gevolg: onbewolkt, droog​
Noordelijk halfrond: ​
    met de wijzers van de klok ​
    mee (anticyclonale beweging) 





Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Lezen en maken t/m 3.3

Slide 21 - Slide