1. No zet je altijd vóór het werkwoord.
No tengo mascotas.
2. Bezittelijke voornaamwoord gebruiken (su) i.p.v. ella, se
Su cumpleaños es el 7 de diciembre
3. Los en el bij beschrijven kleur ogen of haar erbij zetten:
Tengo los ojos azules. Tengo el pelo castaño.
4. Hobby enkelvoud of meervoud?
Mi afición es el hockey
Mis aficiones son el hockey y el tenis
5. Bij verjaardag zet je el voor de maand:
Mi cumpleaños es el 7 de diciembre
6. Als je een wil zeggen zoals bijv. een broer dan gebruik je un
un hermano