AGAA C7 week 5: diabetes mellitus

Leerdoelen (1)
Aan het eind van deze les weet je:
· Welke klachten er bij diabetes optreden;
· Welke mogelijke oorzaken er zijn van diabetes;
· Welke typen diabetes er zijn
· Welke behandelmogelijkheden er zijn voor de verschillende typen diabetes;
· Welke hulpmiddelen er zijn bij de behandeling en controle van diabetes;
· Welke medicatie er gebruikt wordt bij de behandeling van diabetes;
· Welke medicatie er gebruikt wordt om complicaties van diabetes te voorkomen;
· Wat de eigenschappen zijn van de medicatie die gebruikt wordt bij diabetes;

1 / 32
next
Slide 1: Slide
Geneesmiddelkennis ApothekersassistentenMBOStudiejaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Leerdoelen (1)
Aan het eind van deze les weet je:
· Welke klachten er bij diabetes optreden;
· Welke mogelijke oorzaken er zijn van diabetes;
· Welke typen diabetes er zijn
· Welke behandelmogelijkheden er zijn voor de verschillende typen diabetes;
· Welke hulpmiddelen er zijn bij de behandeling en controle van diabetes;
· Welke medicatie er gebruikt wordt bij de behandeling van diabetes;
· Welke medicatie er gebruikt wordt om complicaties van diabetes te voorkomen;
· Wat de eigenschappen zijn van de medicatie die gebruikt wordt bij diabetes;

Slide 1 - Slide

Leerdoelen (2)
Aan het eind van deze les kan je:
· Medicatiebewakingssignalen van medicatie bij diabetes afhandelen;
· Onvolkomenheden in de behandeling van diabetes signaleren en 
   bespreken;
· Advies geven aan mensen met diabetes, zowel medicamenteus als niet – 
   medicamenteus;
· Voorlichting geven over de gebruikte medicatie bij de behandeling van 
   diabetes en medicatie die gebruikt wordt om complicaties te voorkomen;

Slide 2 - Slide

bekijk de volgende video's en beantwoord steeds de vragen daarna

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

beschrijf kort wat er een de hand is bij diabetes

Slide 5 - Open question

Slide 6 - Video

Welke twee hoofdsoorten diabetes ken je?

Slide 7 - Open question

Wat is het grote verschil tussen de verschillende typen diabetes?

Slide 8 - Open question

sleep de kenmerken naar het goede vakje
diabetes type 1
diabetes type 2
overgewicht
geen insuline
jonge leeftijd
medicijnen (oraal)
behandeling: insuline
vaak oudere leeftijd
behandeling; afvallen
keto-acidose
genetische aanleg

Slide 9 - Drag question

Slide 10 - Video

Wat gebeurt er als je veel koolhydraten eet en diabetes hebt?

Slide 11 - Open question

Slide 12 - Video

Noem zeven verschijnselen die op lange termijn kunnen gebeuren als gevolg van diabetes mellitus.

Slide 13 - Open question

Noem vier verschijnselen die je kan hebben als je diabetes hebt.

Slide 14 - Open question

hypoglycemie
hyperglycemie
Welke verschijnselen horen bij een hypo- en welke bij een hyperglycemie?
wisselend humeur
honger
slaperigheid
zweten
droge tong
moeheid
veel plassen
bleekheid
slecht zien

Slide 15 - Drag question

Tot welke groep behoren deze geneesmiddelen?
biguaniden
SU-derivaten
DPP-4 remmers
SGLT-2-remmers
GLP-1-agonisten
exenatide
metformine
gliclazide
canagliflozine
liraglutide
tolbutamide
dapagliflozine
vildagliptine
sitagliptine
glibenclamide

Slide 16 - Drag question

hypoglycemie kan worden veroorzaakt door:
A
biguaniden
B
DPP-4 remmers
C
GLP-1 agonisten
D
SU - derivaten

Slide 17 - Quiz

Welk van deze middelen wordt parenteraal toegediend?
A
canagliflozine
B
exenatide
C
gliclazide
D
metformine

Slide 18 - Quiz

Welk van deze middelen werkt in de nier?
A
canagliflozine
B
exenatide
C
gliclazide
D
metformine

Slide 19 - Quiz

Welk van deze middelen geeft gewichtstoename?
A
canagliflozine
B
exenatide
C
gliclazide
D
metformine

Slide 20 - Quiz

Welk van deze middelen geeft een grotere kans op een hypoglycemie?
A
canagliflozine
B
exenatide
C
gliclazide
D
metformine

Slide 21 - Quiz

Verdeel de insulines in de genoemde groepen
kortwerkend
middellang werkend
langwerkend
bifasisch of mengsel
mixtard
Novorapid
Lantus
Tresiba
Humuline NPH
Apidra
Fiasp
novomix
Humuline
Toujeo

Slide 22 - Drag question

Je krijgt een melding met enalpril: kans op hypoglycemie. Hoe handel je dit af?

Slide 23 - Open question

Casus
De heer M E gebruikt de volgende medicatie: 
  • metformine 500 mg 3 maal daags 1
  • sitagliptine 50 mg 1 maal daags 1
• Sildenafil 50 mg zo nodig 1
• Enalapril 20 mg 1 maal daags 1
• Hydrochloorthiazide 12,5 mg 1 maal daags 1
• Amlodipine 5 mg 1 maal daags 1
• Acetylsalicylzuur 80 mg 1 maal daags 1
• Brimodine oogdruppels 0,1% 1 maal daags 1 druppel in beide ogen

Slide 24 - Slide

Kan je het gebruik van sildenafil verklaren?

Slide 25 - Open question

Hij krijgt ook prednisolon 30 mg 1 maal daags 1, 7 stuks. Wat doe je?

Slide 26 - Open question

De nierfunctie is 32 ml/min. Na invoeren van enalapril krijg je een melding nierfalen. Wat doe je?

Slide 27 - Open question

Krijgt de heer M E teststrips en toebehoren vergoed uit de basisverzekering?

Slide 28 - Open question

Wordt de heer M E volgens de NHG - standaard behandeld?

Slide 29 - Open question

Als de bloedglucosewaarden niet onder controle zijn volgt de volgende stap: welke is dat?

Slide 30 - Open question

Wat is een basaal - bolusschema en met welke middelen gebeurt dat?

Slide 31 - Open question

Wat is een mixschema en welke middelen worden daarbij gebruikt?

Slide 32 - Open question